Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(40)

By:Michael Berg


‘Dag, meneer.’

Het meisje achter het bureau kijkt hem vriendelijk aan.

In plaats van iets terug te zeggen knikt hij haar kort toe, neemt een catalogus van de stapel en loopt naar het dichtstbijzijnde schilderij. Nadat hij de catalogus op een willekeurige pagina heeft opengeslagen, bekijkt hij het werk. Strepen, vlekken, felle kleuren. De verf lijkt zo uit de tube op het doek gesmeerd. Het werk van een gek. De rode vlekken en vegen maken hem weer onrustig, zenuwachtig. Ja, hij is zenuwachtig, een gevoel dat hij nooit gekend heeft. Hij loopt verder, de andere schilderijen bestuderend, in ieder geval doet hij alsof. Vanuit zijn ooghoek ziet hij de zwarte vleugel in de hoek staan. Een Steinway. Het doet hem denken aan Les Ages, aan alles wat hij inderhaast heeft achtergelaten. Wanneer is deze waanzinnige opdracht volbracht? Wanneer mag hij terug naar huis?

Gisteren heeft hij de Brunes gebeld. De tante in Brussel, die zo ziek was dat hij Les Ages op stel en sprong moest verlaten, is vanochtend overleden. De datum van de begrafenis staat nog niet vast.

‘Onze oprechte deelneming, meneer Gilles.’

‘Dank je wel, Sylvie,’ zei Milos tegen zijn huishoudster.

‘Hoe oud is uw tante geworden?’

‘Tweeëntachtig.’

‘Een mooie leeftijd.’ Een diepe zucht. ‘Was u erbij toen ze stierf?’

‘We hebben met een paar mensen de hele nacht gewaakt,’ hoorde hij zichzelf liegen. ‘Gelukkig heb ik mijn tante nog kunnen spreken om afscheid te nemen.’

‘Dan was de reis tenminste niet voor niets.’

Hij stelde zich voor hoe ze nu glimlachte, tevreden dat hij de juiste beslissing had genomen. Sylvie is meer dan een huishoudster. Koken, wassen, strijken, poetsen. Alles doet ze met dezelfde toewijding, zorg en liefde als waarmee haar man Jean het terrein en de gebouwen onderhoudt. De Brunes hebben nooit kinderen gehad. Misschien zorgen ze daarom wel zo goed voor hem.

‘Ik dacht dat u geen familie meer had, meneer Gilles,’ klonk het half vragend.

‘Het is een tante van een neef,’ probeerde hij zich eruit te lullen, ‘de zus van de moeder van een achterneef. Voor ik zaterdag gebeld werd, wist ik niet eens dat het goede mens bestond.’ Nog even en zijn fantasie sloeg volledig op hol. Bovendien sprak hij te snel, te vrolijk. Mensen die net een naaste verloren hebben, praten anders. ‘Waarschijnlijk blijf ik na de begrafenis nog een paar dagen,’ vervolgde hij ingehouden. ‘Mijn aanwezigheid hier wordt op prijs gesteld. Zeker nu er nog maar zo weinig familie over is.’

‘Doet u maar rustig aan, meneer Gilles. Jean en ik bewaken het fort.’ Sylvie liet een geruststellend bedoeld lachje horen.

‘Hoe gaat het met de honden?’ vroeg hij.

‘Heel goed. Jean heeft een portie slachtafval op de kop getikt waar ze de hele week van zullen smullen.’

‘Fijn.’ Hij wist niets meer te bedenken. ‘Tot gauw, Sylvie.’ ‘Tot gauw, meneer Gilles.’

Gauw. Een illusie. Toen hij zijn mobiel dichtklapte, schoot hem te binnen dat het telefoontoestel in Les Ages nummerherkenning heeft. Hoe werkt dat met 06-nummers? Kon Sylvie zien uit welk land hij met zijn mobiel had gebeld?

Hij staat voor het laatste schilderij van de muur. Een collage van loodwikkels van honderden wijnflessen op een plaat hardboard met een hoop zwarte verf eroverheen. Drink yourself to death, staat er op het kaartje naast het kunstwerk. Misschien moet hij dat maar doen. De rode sticker betekent dat iemand zo idioot is geweest om het prul te kopen. Twintigduizend euro, leest Milos in de catalogus. Krankzinnig. Misschien had hij ook kunstenaar moeten worden. Hij loopt langs de Steinway. Wanneer hij de toetsen ziet, moet hij zichzelf bedwingen om niet een paar maten van de Regendruppel Prelude te proberen. Pianospelen werkt bevrijdend, weet hij, ontspannend. Hij slentert verder, langs de volgende wand, van schilderij naar schilderij. Af en toe zet hij een paar passen naar achteren en kijkt zoals hij zich voorstelt dat een kunstverzamelaar kijkt, met half dichtgeknepen ogen, het hoofd een tikje scheef, terwijl hij ondertussen de ruimte afspiedt. Geen camera’s, voor zover hij kan constateren. De open trap leidt naar een vide waar ongetwijfeld nog meer schilderijen hangen of waar zich het kantoor bevindt. Natuurlijk is er een kantoor, een plek waar geïnteresseerden ongestoord hun chequeboek kunnen trekken. In de zijmuur zijn twee gesloten deuren waarachter hij een toilet en een opslagruimte vermoedt. Hij neemt het attachékoffertje in zijn rechterhand en kijkt op zijn horloge dat hij zondag haastig heeft omgedaan en waarvoor hij nog steeds een batterijtje moet kopen. Hij probeert zich de openingstijden die op de website staan te herinneren. Van halfeen tot twee gaat de galerie dicht. Lunchtijd. De lichaamstaal van het meisje achter het bureau, de manier waarop ze haar glimlach probeert op te houden, verraadt dat het vast later dan halfeen is. Het moment nadert. Hij voelt hoe de spanning in de schouders en nek zich ophoopt. Stress. Op zijn voorhoofd parelen de eerste zweetdruppels. Bespottelijk. Vroeger zweette hij nooit. Hij neemt het koffertje weer in zijn linkerhand en dept zijn voorhoofd met een tissue, voorzichtig om de slecht zittende pruik niet te verschuiven. In gedachten neemt hij de actie door.