Terwijl het grind onder haar schoenen knerpte, stak Chantal het pleintje over. Links, achter een rij coniferen, bevonden zich een garage voor minstens vier auto’s en een paar bijgebouwen. In de oprit stond een oud, oranje Volkswagenbusje. Iemand had zijn handen in witte verf gedoopt en vervolgens op de achterkant een paar afdrukken achtergelaten. Voor de raampjes hingen door de zon verbleekte gordijntjes. Een buitenlandse nummerplaat. Een sticker met de letters ‘MA’. Ze vroeg zich af welk land daarbij hoorde. Het busje paste niet in het plaatje van een kapitaal landhuis, evenmin als de muziek op de eerste verdieping. Oh a lust for life… a lust for life. Zelfs met de ramen dicht kon ze ieder woord van Iggy Pop letterlijk horen.
Ze liep het bordes op en belde aan. Binnen klonk een gong, maar er volgde geen reactie. Ze zette een paar stappen achteruit en riep, haar handen als een toeter, naar boven: ‘Hallo!’
De muziek dreunde vrolijk door. ‘Hallo!’
Haar oog viel op een van de tuindeuren, die op een kier stond. Ze kon naar huis teruggaan, bellen, en voor de zoveelste keer een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Maar ze kon ook… Ze haalde diep adem, keek nog één keer om en stapte over de drempel, het huis binnen.
De salon was groter dan menige vierkamerflat en stond vol antiek. Een monumentale boekenkast met glazen deurtjes, een staande klok, een blauwe apothekerskast, een secretaire, aan de wand oude schilderijen. De rest van de inrichting was opvallend modern. Drie zwarte kalfsleren banken rondom een lage leestafel en vier relaxfauteuils die uitkeken op een open haard waar je een os in kon braden. Twee deuren, waarvan er een ongetwijfeld naar de hal voerde. Daar moest ze heen, om te proberen de aandacht te trekken van de persoon op de eerste verdieping. Ze stiet een overdreven kuchje uit. ‘Is hier iemand?’ Haar stem kwam nauwelijks boven de dreunende bassen uit. Terwijl ze naar de deur liep, viel haar oog op de foto’s die op de secretaire stonden uitgestald. Op de eerste foto waren de jonge Lavillier en zijn vrouw te zien, beiden een jaar of twintig, met zongebruinde lichamen en stralend witte tanden liggend op een kiezelstrand. De tweede foto was die van een knap stel met twee iets te mollige kleine kinderen, op de achtergrond de skyline van New York, zónder Twin Towers. De happy family. De jongeman – Maxime, veronderstelde Chantal – had donkere krullen en dezelfde slaapkamerogen als zijn vader. Ze richtte haar blik op de volgende foto. Guy Lavillier met sjerp in de kleuren van de tricolore en zijn linkerborstzak behangen met lintjes en andere onderscheidingen. Isabelle Lavillier in galajurk als een first lady aan zijn zijde. Afgaande op zijn grijze krulletjes vermoedde Chantal dat de foto niet zo lang geleden was gemaakt. Ze bracht haar hoofd dichterbij. Het wratje naast Guy Lavilliers rechteroog was duidelijk zichtbaar.
‘Wat doe jij hier?’
De jonge vrouw in de deuropening was dun, op het anorectische af. Ze had zwart geverfd stekeltjeshaar, helblauwe ogen met grote pupillen en droeg een veel te ruim vallend zwart mouwloos T-shirt en een zwarte heupbroek die met een touw bijeen werd gehouden. Op de rechterbovenarm prijkte een tatoeage en aan haar blote voeten zaten slippers.
‘Ik eh…’ Chantal had het gevoel dat haar hart nog harder bonkte dan de muziek op de eerste verdieping. ‘Ik heb bij de poort aangebeld. Omdat ik muziek hoorde, dacht ik…’
‘Ik loop het terrein op.’
‘Het poortje stond open. Bij de voordeur heb ik ook een paar keer gebeld.’
‘En dan loop je gewoon naar binnen.’
‘Ik heb een afspraak met Guy Lavillier,’ probeerde Chantal zich te herpakken. ‘We zouden elkaar vanochtend in het Palais Bourbon ontmoeten, ná het vragenuurtje, maar hij was er niet.’ Het smalle gezicht tegenover haar toonde geen enkele reactie. ‘Toen bedacht ik dat er misschien sprake was van een misverstand, dat we bij hem thuis hadden afgesproken, dus toen ben ik zo snel mogelijk hierheen gereden voor het interview.’
‘Interview?’ De ogen van de jonge vrouw lichtten op. ‘Ben je van de pers?’
‘Ja.’
‘Welke pers?’ klonk het plotseling fel.
‘Vox.’
Ze mompelde iets en knikte. ‘Hoe heet je?’ vroeg ze niet onvriendelijk nadat ze deur had dichtgedaan.
‘Chantal Zwart.’
‘Raar. Ik ben je naam nog nooit tegengekomen. En ik lees Vox al meer dan een jaar. Als ik tenminste internet heb. Ik ben nogal veel onderweg. Noord-Afrika, het Midden-Oosten. Daar heb je niet overal internet. Of ze hebben het net afgesloten.’ Ze sprak als een turbo, bijna zonder adempauzes. ‘Goeie site. Vox. Zo ongeveer het laatste goede dat de Franse pers nog te bieden heeft. En alle artikelen gratis. Wat handig is als je zo krap bij kas zit als ik.’ Er viel een korte stilte. ‘Chantal Zwart, zei je?’