Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(34)

By:Michael Berg


‘Agendapunt negenentwintig.’

De derde mail was van Axel, zonder onderwerp, en was verstuurd om 11.03 uur, een paar minuten nadat ze de redactie had verlaten. Ze voelde een lichte steek in haar maagstreek, die pas echt pijn deed toen ze het berichtje openklikte.

Vanochtend brand Stichting Formosa

Geen aanhef, geen groetjes, evenmin de vraag – laat staan opdracht – om de zaak verder uit te zoeken. Na haar bezoek aan de redactie had hij op internet ‘Formosa’ ingetikt en was daarbij kennelijk op een persberichtje van de brandweer gestuit. Anders kon ze niet verklaren dat hij op de hoogte was van een brand die te onbeduidend was om door de grote persbureaus te worden overgenomen. Hij wilde dat ze wist dat hij haar verhaal natrok. Check, check, double check. Opnieuw ergerde ze zich hoe onhandig ze het vanochtend had aangepakt. Waarom had ze Axel niet gewoon verteld wat er gebeurd was, zonder Naomi’s naam te noemen? Waarom zo ingewikkeld?

‘Agendapunt dertig…’

Het rode bankje was nog steeds onbezet.

‘Het woord is aan de gedeputeerde de heer Lavillier,’ ging de parlementsvoorzitter verder. ‘De vraag gaat over de Franse bijdrage aan de Europese Unie en is gericht aan zowel de minister van Buitenlandse Zaken als aan de minister van Economische Zaken.’ De voorzitter sprak overdreven langzaam, alsof hij de tijd wilde volpraten in de hoop dat Lavillier alsnog zou verschijnen.

In de zaal ontstond rumoer. Blikken richting rechterflank.

‘Is de heer Lavillier aanwezig?’ vroeg de voorzitter een beetje ongeduldig. ‘Meneer Lavillier?’ Hij liet een stilte vallen. ‘Nee? Dan gaat de vraag over.’

Vanuit de bankjes steeg meesmuilend gegniffel op. Een paar gedeputeerden sloegen met de vlakke hand op de houten lessenaars voor hen. De minister van Buitenlandse Zaken wendde zich tot haar collega van Economische Zaken, die zowaar glimlachte. Guy Lavillier was niet de meest geliefde parlementariër. Chantal dacht aan wat ze op internet over hem had gevonden. Kampioen vragensteller, kampioen traineren, kampioen treiteren.

‘Agendapunt eenendertig…’

Ze stopte haar mobiel in haar schoudertas en stond op. Terwijl ze een paar collega’s verbaasd zag kijken, haastte ze zich naar de uitgang van de perstribune en holde de trappen af, naar de balie.

‘Weet u of meneer Lavillier in het gebouw is?’ vroeg ze, wapperend met haar perskaart.

‘Meneer Lavillier…’ De baliemedewerker, een oudere man met een zuur gezicht, herhaalde de naam op een toon die verried dat hij niet van plan was om zich in de laatste week voor de vakantie door iemand van het journaille gek te laten maken. Er volgde een diepe zucht, waarna hij op zijn dooie gemak een blik wierp op een van zijn computerschermen. ‘Nee,’ klonk het even later. ‘Meneer Lavillier staat niet gemeld.’

‘Dus hij is er niet?’

‘Ik zeg: meneer Lavillier staat niet gemeld.’

‘Wat bedoelt u met niet gemeld?’

De man zuchtte opnieuw. ‘Vroeger hadden we een systeem waarbij de gedeputeerden zich, voor ze aan het werk gingen, bij de balie meldden. Tegenwoordig moet dat allemaal automatisch.’ Uit het laatste woord sprak diepe afkeer. ‘Zodra een gedeputeerde op zijn kamer is en met zijn wachtwoord inlogt op een van de computers, wordt hij gemeld.’

‘Maar als ze van huis hun laptop meenemen…’

‘Dan meldt het systeem niets,’ reageerde de baliemedewerker, blij verrast dat hij zijn kritiek op het automatiseringssysteem eindelijk met iemand kon delen. ‘En als de dames en heren gedeputeerden vergeten uit te loggen…’

‘Dan blijven ze gemeld staan.’

‘Precies. Al duurt het de hele zomer. Het is een rotsysteem, mevrouw.’

Chantal knikte begrijpend.

‘Ik heb de leiding er meer dan eens op gewezen, maar ze houden vast aan de huidige procedure.’

‘Zou u…?’ Voorzichtig gebaarde ze naar het telefoontoestel dat naast de computer stond.

‘Natuurlijk, mevrouw,’ reageerde de man, plotseling een en al vriendelijkheid. ‘Ik bel wel even naar zijn kamer.’ Hij toetste een nummer in en overhandigde Chantal de hoorn.

De telefoon ging een paar keer over voor er werd opgenomen.

‘Hallo?’

De man sprak met een buitenlands accent.

‘Is dit de kamer van meneer Lavillier?’ vroeg ze zekerheidshalve.

‘Ja.’

‘Is meneer Lavillier aanwezig?’

‘Nee,’ klonk het even kortaf. ‘Met wie spreek ik?’

Iets weerhield haar om haar naam te noemen, een gevoel, intuïtie. ‘Ik ben van de pers,’ antwoordde ze. ‘Van Vox.’

‘Eh… ja?’ De man aan de andere kant van de lijn leek plotseling op zijn hoede, in ieder geval klonk hij een stuk behulpzamer.