Ze opent opnieuw de mail en klikt op ‘antwoorden’. In het venster knippert de cursor, ten teken dat ze kan beginnen. Ze sluit haar ogen en gaat terug naar de avond, op zoek naar details die ze in haar opgewondenheid die nacht vergeten is te vertellen. Denk, denk. O ja. Ze begint te tikken. Tijdens de vernissage in galerie Prisma, nadat hij – voor het geval iemand haar mail leest, besluit ze hem ook ‘GL’ te noemen – had gesproken, vond er een incident plaats. Een aangeschoten man, kennelijk per ongeluk op de opening beland, die iets riep. Het klonk alsof hij boos was, in ieder geval verward. Erg lang duurde het niet. Omstanders werkten de lastpost met zachte hand de deur uit. Na een minuut of zo was de rust weergekeerd. Een incident van niks. Naomi graaft in haar geheugen of ze de man gezien heeft en een beschrijving kan geven, maar ze heeft hem alleen gehoord, ergens achter in het publiek. Misschien weet de galeriehouder wie het was. Ze stopt met tikken. Is dit een overtuigend detail? Het bewijst alleen dat ze die avond in de galerie was. Ze probeert zich te concentreren op het witte huis, op de bewuste slaapkamer. In de hoek bevond zich een kitchenette. Heeft ze Chantal daarover verteld? Vast niet. Ze schrijft het op. Een kitchenette met twee gaspitten. Misschien heeft iemand het gas laten branden en is het huis daardoor afgebrand. Maar waarom hebben ze geen lichaam gevonden? Heeft ze zich toch vergist en was Guy-met-de-blauwe-ogen niet dood? Ze herinnert zich het schuim op zijn mond, het paniekerige happen naar adem, de opengesperde ogen waar iedere kleur uit was verdwenen. Pure doodsstrijd. Zoiets valt niet te spelen. Ze heeft zich niet vergist, schrijft ze, ook al kan ze niet verklaren waarom de brandweer geen lichaam heeft gevonden. Misschien liegt de brandweer om de familie van Guy-met-de-blauwe-ogen niet in diskrediet te brengen, denkt ze zonder het op te schrijven. Dan, als in een flits, herinnert ze zich het vlekje op zijn wang, hoog op zijn rechterwang, vlak bij het oog. Een vers litteken, schrijft ze, een overblijfsel van een recente kleine operatie. Ze is er honderd procent zeker van. Het is verreweg het beste bewijs dat ze kan leveren dat ze hem echt heeft ontmoet en niets uit haar duim zuigt.
Nadat ze de mail heeft verstuurd, is er even een gevoel van opluchting, maar wanneer Naomi ziet hoe de man aan de overkant van het gangpad naar haar kijkt, trekt er een huivering over haar rug. Hij zit met zijn gezicht naar haar toe. Vanaf het moment dat de trein het Gare du Nord heeft verlaten, is het alsof hij haar in de gaten houdt, openlijk, zonder ook maar een poging te doen dat te verbergen. Hij is een jaar of veertig en heeft donkere ogen, een zongebruinde teint en gitzwart haar. Ze is al bij het raam gaan zitten, maar op de een of andere manier slaagt hij erin om ook over de stoelen heen oogcontact te houden. Wie is hij? Wat wil hij? Ze neemt een slok uit de waterfles. Wanneer ze merkt dat de fles leeg is, krijgt ze het prompt nog benauwder dan ze het al heeft. Er kriebelt iets in haar keel. Ze begint te hoesten.
‘Alles goed?’ vraagt Sil die wakker is geworden, of doet alsof.
‘Ik eh…’ Naomi toont de lege fles. ‘Ik ga even een nieuwe fles halen.’ Ze wijst naar het bordje dat aan het eind van de wagon boven de deur hangt. De Thalys beschikt over slechts één restauratie. Als ze daarheen wil, moet ze langs de man. ‘Heb je zin om mee te gaan?’
‘Ik blijf wel hier.’ Sil wijst grijnzend naar Naomi’s laptop.
Naomi perst er een dankbaar knikje uit. ‘Even saven.’ Omdat ze bang is dat Sil in haar bestanden gaat rondneuzen, sluit ze de laptop af, hetgeen veel langer duurt dan even saven. Het zweet druipt van haar slapen. ‘Moet ik voor jou nog iets te drinken meenemen?’
‘Nee, hoor.’
Naomi staat op. Haar knieën trillen. Wanneer ze de man passeert, kijkt ze ostentatief de andere kant op, alsof ze buiten iets interessants ziet.
Zonlicht streek langs de façade van het Palais Bourbon. Voor het hekwerk prijkten vier grote beelden. De grootste twee stelden Athena en Themis voor, de godinnen van vrijheid en gerechtigheid. Terwijl ze de avenue Briand insloeg, moest Chantal denken aan de keer dat ze als jonge verslaggeefster in het gebouw was geweest om… Ze verdrong de gedachte onmiddellijk en dwong zich aan iets leukers te denken. Haar allereerste bezoek aan het parlementsgebouw, twintig jaar geleden. Ze was veertien, zat in de tweede klas van het lyceum en had nog lang haar. De excursie onder leiding van de geschiedenisleraar – meneer Faure – was begonnen op straat, bij de beelden, daarna waren ze langs het hek gelopen en naar binnen gegaan. De klas had zich vergaapt aan de uniformen van de republikeinse garde en hun blinkende sabels, aan de immense zalen vol kostbare wandtapijten en aan alle andere pracht en praal. Onder hun voeten lag historische grond, vertelde meneer Faure. Hier, op deze plek, was het fundament voor de republiek gelegd. Na de revolutie van 1789 had het burgercomité het Palais Bourbon geconfisqueerd en omgebouwd tot het ‘huis van de democratie’. Vrijheid, gelijkheid, broederschap. In de arena van de Assemblée Nationale, gebouwd in de vorm van een klassiek amfitheater, werden de zwaarbevochten idealen verdedigd. Zittend op de bovenste ring van de grote zaal had Chantal zich erover verbaasd hoe rommelig het eraan toeging en hoe de gedeputeerden er ondanks alle interrupties en boegeroep toch in slaagden om tot een standpunt te komen. Maar het hoogtepunt van de excursie was de persconferentie na afloop geweest. Mannen en vrouwen, gewapend met microfoons en notitieblokjes, die zich als roofdieren op de politici stortten om hen met vragen te bestoken. Het geflits, de drukte, de opwinding. Op dat moment had Chantal besloten wat ze later wilde worden: journalist. Haar ouders waren nooit erg enthousiast over die keus geweest, vooral haar moeder niet. Waarom ging ze geen medicijnen studeren, net als haar moeder en opa? Chantal had haar poot stijf gehouden en was naar Utrecht gegaan, zo ver mogelijk weg van huis. Omdat ze tweetalig was, vormde de taal geen probleem. Bovendien had de School voor Journalistiek in Utrecht de naam links te zijn, precies wat haar ouders niet waren. Links. Ze herinnerde zich de colleges politiek van Tom en hoe de studenten aan zijn lippen hingen. Zijn credo – de journalist als waakhond van de democratie – werd het credo van alle studenten, behalve van Naomi, voor wie het vak van journalist vooral de opstap leek naar bekendheid en bakken met geld. Daarom hadden Chantal en de rest van de klas haar niet kunnen luchten of zien. En daarom was ze ook zo teleurgesteld geweest dat Tom, het politieke geweten van de school, zijn oog had laten vallen op het domste blondje van de klas. Grote tieten. Was dat alles waar mannen naar keken?