‘Wie is de eigenaar van het pand?’ vroeg de brandweercommandant.
‘Ik ben de zaakwaarnemer van de eigenaar,’ herhaalde de man. ‘U kunt alle zaken met mij overleggen, ook eventuele verzekeringskwesties.’ Uit de stem sprak agitatie. ‘Maar eh… hoe is die brand in godsnaam ontstaan?’
‘Dat zou ik graag van u willen weten, meneer Ortola.’
Chantal richtte zich op en liep naar de overkant van de straat. Nadat ze bij mevrouw Bregeat had aangebeld, draaide ze zich nog een keer om. Ortola, zijn handen onophoudelijk bewegend, was nog steeds in gesprek met de brandweercommandant. Misschien kwam het door zijn kale schedel, maar Ortola’s gezicht had iets glads en ondefinieerbaars dat Chantal meteen tegenstond.
Milos ligt op bed en staart naar het plafond van de hotelkamer. Door het stucwerk loopt een scheur. Naarmate hij langer kijkt, ontdekt hij steeds meer scheurtjes, als een delta, stroompjes op zoek naar andere stroompjes. Een voor een telt hij de kronkelige lijntjes. Wanneer hij zich vertelt, begint hij opnieuw. In plaats van in slaap te vallen, denkt hij aan de laatste keer dat hij in het hotel logeerde, lang geleden, toen hij nog zelfstandig opereerde zonder een hijgende opdrachtgever in zijn nek. De Albanees die hem destijds hartelijk opnam en hem, na zoveel huurmoorden, ook weer vrijliet, heeft hem altijd in zijn macht gehad. Hij is nooit vrij geweest. De gedachte doet pijn.
In de smalle steeg onder het raam passeren een paar kerels, Engelsen, die fucking here en fucking there vloeken en te dronken zijn om hun hotel te vinden. Milos draait zich om en sluit zijn ogen. Slapen, zegt hij tegen zichzelf, slapen. Een uurtje of twee. Vandaag wacht weer een lange dag. Er zijn zoveel sporen die moeten worden uitgewist. Allereerst moet hij de vrouw vinden. Terwijl hij naar het plafond staart, verschijnt Nadja voor zijn geestesoog. Weet de opdrachtgever van haar bestaan? Milos hoopt van niet.
Nadja.
Zijn Snoepje.
Hij zag haar in de supermarkt aan de rand van de stad waar hij eens in de week zijn boodschappen doet. Een caissière. Na een paar keer met opzet bij haar te hebben afgerekend, sprak hij haar op een zaterdagmiddag tegen sluitingstijd aan. Ze reageerde precies zoals hij hoopte. Heel gewoon, een tikkeltje verlegen, maar niet afwijzend. Sindsdien zien ze elkaar met enige regelmaat. De ene keer bij haar thuis, in een tweekamerflat aan de rand van de A20, de andere keer op Les Ages. Tot zichtbaar genoegen van het echtpaar Brunes, omdat meneer Gilles eindelijk een vriendin heeft die hij mee naar huis neemt. Nadja is bijna veertig, een beetje gedrongen, brede heupen, kleine borsten, dun steil haar. Milos is meer aan haar verslingerd geraakt dan hij zich had voorgenomen. Misschien komt het door hun gemeenschappelijke Oost-Europese genen. Nadja heeft Russische wortels. Haar ouders komen uit Bagrationovsk, een dorp bij de Poolse grens. Maar Nadja is anders dan de meeste Russische vrouwen die, zodra ze in het Westen zijn en een rijke vent aan de haak hebben geslagen, er alles aan doen om daar zelf beter van te worden. Nadja is de bescheidenheid zelve. De weekenden op Les Ages beschouwt ze als een welkome onderbreking van haar saaie leventje zonder daar rechten aan te ontlenen. Ze stelt geen vragen die hij niet kan beantwoorden. Zonder veel over zichzelf te vertellen is er een vertrouwensband gegroeid die Milos niet voor mogelijk had gehouden. De laatste keer op Les Ages heeft hij zelfs voor haar pianogespeeld. Chopins Regendruppel Prelude. Helemaal foutloos ging het niet, maar haar reactie was er niet minder om. Bis, bis! Hij ziet haar gezicht voor zich, de bolle appeltjeswangen en stralende ogen.
Krampachtig probeert Milos het beeld te wissen. Hij moet zich concentreren op zijn aanstaande doelwit. Het is de laatste keer. Beloofd is beloofd. Zodra de vrouw uitgeschakeld is, zit de klus erop. Dat hoopt hij. Hoe zal het zijn om een vrouw te vermoorden? Hij heeft nog nooit een vrouw omgelegd. Altijd mannen. Is het dezelfde koele handeling, het afdrukken van de Glock, het afvuren van een nekschot, voor de zekerheid, of wordt hij plotseling sentimenteel en slaat de twijfel toe? Gelul. Hij heeft nog nooit getwijfeld. Bovendien, doelwitten hebben geen geslacht. Doelwitten zijn mensen die nog niet weten dat ze binnenkort zullen sterven.
Milos kijkt op zijn horloge. Twee uurtjes slapen. Alsjeblieft. Hij stopt de schelpjes van de iPod in zijn oor en zoekt de Wals nummer 7 in cis-klein. Zodra hij de eerste noten van Georges Cziffra hoort, vloeit de spanning uit zijn lichaam weg. Voor zijn geestesoog verschijnen de meren en bossen waar zijn oma in haar mengelmoesje van Pools en Frans zo prachtig over kon vertellen. Mazuren, haar geboortestreek. Natuur, stilte, ruimte. In alles het tegendeel van La Valette. Milos stelt zich voor hoe zijn eigen, te korte, vingers over het klavier schieten. Hij hoort zichzelf spelen, virtuoos als een god.