Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(25)

By:Michael Berg


‘Een uur geleden.’

‘Een uur geleden heb ik een dutje gedaan,’ antwoordde ze alsof ze iets gemist had. ‘Met deze warmte moet je veel rust nemen en veel drinken.’ Ze begon weer te fluisteren: ‘Waarschijnlijk waren het de nieuwe bewoners van nummer tweeëndertig. Huizen staan hier nooit lang leeg.’

Chantal knikte en diepte uit haar schoudertas een visitekaartje op. ‘Zou u mij willen bellen wanneer u iemand op nummer dertig naar binnen ziet gaan?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde de vrouw alsof niets vanzelfsprekender was. Ze nam het kaartje aan en hield het vlak voor haar ogen. ‘Chantal Zwart,’ las ze hardop. ‘Wat een aparte achternaam.’

‘Mijn vader is Nederlander. Mag ik vragen hoe u heet?’

‘Bregeat. Annie Bregeat.’ Op het gezicht verscheen een meisjesachtige glimlach. ‘Moet jij niets drinken met die hitte, Chantal?’





Uit het dagboek van mevrouw Andrée Giraud


Vanuit mijn slaapkamer kijk ik uit op de poort en de bomen in het park. Het chateau kan ik niet zien, niet met al het groen, maar ik kan ze wel horen. Waarschijnlijk staan alle deuren en ramen open. De hele dag klinkt er muziek. De jongste van de twee zonen speelt piano. Heel goed zelfs. Een week geleden is iemand langs geweest om de vleugel in de salon te stemmen. Maar ik hoor ook andere instrumenten. Gitaren en een viool. Het chateau is vol jonge mensen uit Parijs. Jongens in spijkerpak en met lang haar, meisjes met korte rokjes of nauwsluitende spijkerbroeken. Ze zijn misschien maar een paar jaar ouder dan ik, maar vergeleken met hen voel ik me net een kind, ook al ben ik bijna zestien. Wanneer ik uit het raam leun, hoor ik ze lachen en zingen. Het is een vrolijke bende. Heel anders dan bij ons thuis.

Vader heeft al weken een rothumeur. Hij klaagt over de droogte en dat hij zich niet kan herinneren dat de koeien in de zomer moesten worden bijgevoerd. Als het niet gauw tien dagen aan één stuk regent, zegt hij, is het seizoen naar de… Hij gebruikt een woord dat moeder niet wil horen. Ze heeft gebeden voor regen, probeert ze hem te kalmeren. En mocht de Heere anders beslissen dan kan ze er nog altijd een werkhuis bij nemen. Nee! Met een klap op tafel wijst vader het aanbod van de hand. Dat moeder het chateau schoonmaakt is tot daar aan toe. Verder hoeft niemand in het dorp te weten hoezeer het water ons tot aan de lippen staat. Hij is woedend. Zo meteen slaat hij iets kapot. Moeder krimpt ineen. Ik zie hoe ze in gedachten een schietgebedje doet. Dan zegt ze dat hij groot gelijk heeft en dat we het vast wel zullen redden. Terwijl vader me streng aankijkt, denk ik aan mijn klasgenoten die in de zomer allemaal baantjes hebben om iets bij te verdienen. Caissière in de supermarkt, hulpje in de kwekerij. Ik durf het niet eens voor te stellen en lepel zwijgend van de soep. Vrouwen behoren thuis te zijn, vindt vader. Zolang ik thuis woon, geldt dat ook voor mij. We zijn één familie. Als we ten onder gaan, dan samen.





Maandagochtend


‘Chantal…?’

De stem aan de andere kant van de lijn klonk als die van een bang kind. Terwijl ze probeerde wakker te worden, dacht Chantal aan de paar kinderen die ze kende. Sommigen van haar vriendinnen hadden kinderen, jónge kinderen, zo jong dat ze na een paar bezoekjes besloten had om een volgend bezoek uit te stellen tot het grut wat ouder was en de moeders ook weer over iets anders dan hun kroost konden praten. Haar huurders op de eerste etage hadden twee kinderen. Een jongetje van negen en een van tien die regelmatig kattenkwaad uithaalden. Een redactrice van Vox had een dochtertje van vier dat ze soms meenam naar de redactie, waar het kind vervolgens iedereen van het werk afhield.

‘Chantal?’ klonk het weer. ‘Ben jij daar?’

Als in een flits herkende Chantal de stem. ‘Goedemorgen, mevrouw Bregeat.’ Ze wierp een blik op de wekker. Halfzes. Aan het voeteneind van het bed liet Poes een langgerekte geeuw horen en draaide zich demonstratief om.

‘Ik zou je toch bellen als…’ Mevrouw Bregeat klonk alsof ze te veel trappen had gelopen.

‘Wat is er?’

‘Het brandt!’

‘Wat brandt?’

‘Het huis van madame Grenoult!’

Chantal schoot overeind. ‘Is de brandweer gewaarschuwd?’

‘Ja, ja. Ik werd wakker van de sirenes, maar eh…’

‘Ik kom er nu aan.’

‘Maar je kunt niets doen, Chantal. Ze zijn al aan het blussen. Ik heb je alleen maar gebeld omdat ik even niemand eh…’ De vrouw begon zachtjes te huilen.

‘Ik ben er over een kwartiertje. Tot zo, mevrouw Bregeat.’

Chantal sprong uit bed en haastte zich naar de badkamer. Met beide handen kletste ze wat water in haar gezicht, poetste haar tanden en trok vlug een paar kleren aan. Ondertussen vroeg ze zich af wat ze, behalve een arm om mevrouw Bregeat slaan, kon ondernemen. Niets. Aan de andere kant: in een van de studio’s op de eerste verdieping lag een dode politicus. Als het waar was. Ze stopte haar iPhone in haar tas en griste de sleutels van tafel. Nadat ze er zeker van was dat Poes haar niet was gevolgd, trok ze de deur van het appartement achter zich dicht en holde de trap af, de straat op. De rolluiken in de rue Pavée waren nog dicht. Aan het eind van de straat, op de hoek van de rue Malher, stond haar scooter. Ze maakte het beugelslot los, opende de bagagekoffer, zette haar helm op en stopte haar schoudertas weg. Starten. Gas. Met een scherpe bocht draaide ze de rue de Rivoli op. Behalve een paar bestelauto’s en een wagentje van de gemeentereiniging was er geen verkeer. Ze draaide de gashendel nog verder open. Zonder dat de Piaggio Beverly tegensputterde, klom de snelheidsmeter naar vijfenvijftig kilometer per uur. Terwijl ze de place de la Concorde overstak, wierp ze onwillekeurig een blik naar links, naar het Palais Bourbon, het parlementsgebouw, dat als een Griekse tempel aan de overzijde van de Seine verrees. Het gevoel van walging kwam vanzelf weer opzetten. De smeerlap. Gisteravond had ze tot in de kleine uurtjes geprobeerd om Lavilliers dood – of tenminste zijn vermissing – bevestigd te krijgen. Ondanks het feit dat ze Isabelle Lavilliers antwoordapparaat een paar keer had ingesproken, belde de vrouw niet terug. De zoektocht naar een adres of telefoonnummer van madame Grenoult, de eigenares van het witte huis, had evenmin iets opgeleverd, behalve dat Chantal nu wist dat de drieënnegentigjarige Geneviève Grenoult de weduwe was van Oscar Grenoult, een fabrikant van plastic weggooibestek die in 1985 tijdens een potje tennis aan een hartaanval was overleden. Na zijn dood had Geneviève Grenoult de aandelen in de fabriek verkocht en leidde ze een teruggetrokken en ongetwijfeld gerieflijk leven in Cannes. Dochter Marie-Christine was advocaat te Orange. Chantal had een telefoonnummer van het advocatenkantoor gevonden, maar het had weinig zin gehad om op een zondag te bellen en eigenlijk had ze er ook weinig vertrouwen in dat ze via de dochter van de huiseigenares verder zou komen. Ze zat op een dood spoor. De Lavilliers waren een weekendje de stad uit, of op vakantie, zoals de rest van Parijs. Naomi – de trut – had zich vergist. In plaats van te controleren of hij écht dood was geweest, was ze als een kip zonder kop door Parijs gerend. Check, check, double check. Wat dat betreft had Naomi op school niks geleerd. Maar stel dat ze toch gelijk had. Wat dan?