Ze ging Evelyne voor naar de woonkamer, waarna Poes Evelyne begroette met een serie kopjes en onder het uitstoten van kirgeluidjes.
‘Iets drinken?’ vroeg Chantal. Of moet je meteen terug naar Hotze?
‘Heb je espresso?’
‘Natuurlijk.’
Ze liep naar de keuken en stelde de espressomachine in. Niet te sterk, een paar korreltjes suiker. Evelyne, die aanleg had tot molligheid, lette scherp op de calorieën. Terwijl Chantal voor zichzelf een glas water inschonk, zag ze het lichaam van haar vriendin voor zich. De rondingen, de blanke perzikhuid, de tatoeage van de slang op het rechterschouderblad, de donkere haartjes boven de billen. Vijf jaar geleden, ze kenden elkaar net, waren ze na het drinken van te veel wijntjes samen in bed beland. Het initiatief was van Evelyne uitgegaan. Voor de eerste keer had Chantal het met een vrouw ‘gedaan’. Een bijzondere ervaring, anders dan met een man, maar niet minder opwindend en op de een of andere manier vertrouwder en intiemer. De volgende dag, met een kater van hier tot gunder, hadden ze het incident een beetje gegeneerd afgedaan als een ‘slippertje’ en besloten dat ze er geen gewoonte van zouden maken. Ze hadden met elkaar gevreeën bij gebrek aan beter. Nu, voor het eerst, sloeg bij Chantal de twijfel toe. Misschien was ze wel hopeloos tekortgeschoten, maar had Evelyne het niet de moeite waard gevonden om er een kwestie van te maken. Chantal probeerde zich haar vader als minnaar voor te stellen. Lange, slome Hotze met z’n reumahanden en z’n zwakke rug. Eerlijk gezegd kon ze zich er niets bij voorstellen en ze wilde er vooral niet te lang over nadenken. Ze liep de woonkamer in en zette de espresso op tafel.
‘Aan het werk?’ Evelyne wees naar de opengeklapte laptop.
‘Ja.’
‘Op zondag?’
‘Freelancers moeten altijd werken.’
Evelyne nam een slokje espresso en glimlachte. ‘Wat ben je aan het doen?’
‘O… dingen uitzoeken.’ ‘Voor je boek?’
‘Ja.’
‘Zoals?’
‘Hoe de politie in ’68 tekeer is gegaan tegen de demonstranten op de boulevard Saint-Michel.’ Chantal verzon het ter plekke en zag Evelyne knikken. Natuurlijk had Hotze haar verteld over zijn ‘radicale’ jaren in Parijs, hoe hij zich als jonge conservatorium-student had aangesloten bij Daniel Cohn-Bendit en al die andere studenten, hoe hij met stenen naar de politie had gegooid en bij een charge ten val was gekomen, en hoe de politie tot bloedens toe op hem had ingeslagen en hem daarna, zonder dat een arts naar zijn verwondingen kwam kijken, in een cel had gesmeten waar hij maar liefst twee dagen had vastgezeten. Natuurlijk had hij hoog opgegeven over zijn armoedige mansardekamertje aan de rue Stalingrad en hoe hij met zijn gitaar langs de terrassen trok om wat geld te verdienen. Hotze, de grote bohemien en wereldverbeteraar. Dat hij na het huwelijk met de welgestelde Jacqueline een bang burgermannetje was geworden en een hypochonder, vertelde hij natuurlijk niet.
Met een tik zette Evelyne haar kopje op het schoteltje. ‘Ik begrijp dat je boos bent.’
‘Ik?’
‘Natuurlijk ben je boos. Dat zou ik in jouw situatie ook zijn.’
‘Ik ben niet boos. Ik ben alleen teleurgesteld dat jullie achter mijn rug eh…’ Chantal hield abrupt in, geen zin om verder in details te treden.
‘We hadden het eerder moeten zeggen,’ zei Evelyne. ‘Het spijt me. Echt waar, meid. Ik had nooit gedacht dat het iets met Hotze zou worden. Niet dat ik hem geen aardige man vond. Ik vond Hotze altijd reuze aardig, maar ik had nooit gedacht dat het tussen ons zo zou eh… klikken. Hotze is heel anders dan ik ben. Heel eh… nou ja meid, je weet precies wat ik bedoel. Hotze is heel…’
‘Noem me toch niet steeds “meid”.’ Het kwam er een stuk vinniger uit dan Chantal van plan was.
Evelyne keek haar niet-begrijpend aan. ‘Wat is er mis met “meid”?’
‘Dat is een woord van honderd jaar geleden. Je lijkt wel een oud wijf.’
‘Ik ben een oud wijf. Zeker vergeleken met jou. Weet je hoeveel jaar we schelen?’
‘Straks ga je nog beweren dat je mijn moeder had kunnen zijn.’
‘Ja.’
Onwillekeurig moesten ze beiden lachen. De situatie was zo bizar dat die vanzelf hilarisch werd. Chantal aarzelde. Normaal gesproken zou ze Evelyne vertellen wat haar vannacht was overkomen. Een onverwachte logee, een dode politicus. Als die echt dood was. Chantal had daarvoor nog steeds geen bevestiging gevonden en Lavilliers vrouw had ook nog niet teruggebeld.
‘Als het zo idioot warm blijft, gaan Hotze en ik misschien een paar dagen naar zee.’
De opmerking onderbrak ruw Chantals gedachten. Toen Evelyne haar komst voor de zomer had aangekondigd, had ze voorgesteld om samen een paar dagen naar de Charente-Maritime te gaan. Strand, zon, fruits de mer en lekker veel flesjes chablis. Kennelijk golden gedane beloften niet meer of ze had het zo te pakken dat ze alles was vergeten.