Zodra hij de mannenstem hoort, is het alsof de tijd stilstaat en hij even geen adem meer krijgt.
‘Of moet ik zeggen: goedemorgen, Milos?’ klinkt het plagerig aan de andere kant van de lijn.
Alles wankelt. Niet alleen heeft de beller zijn telefoonnummer gevonden, maar – veel erger – voor het eerst sinds twintig jaar spreekt iemand hem met zijn echte voornaam aan. Milos. Volgens zijn moeder was het de naam van haar grootvader. Volgens zijn vader was hij het kind van een Poolse vrijer van zijn moeder, een hoerenkind, en kon Milos daar niet vaak genoeg door een flink pak slaag aan herinnerd worden.
Milos. Als de beller zijn echte voornaam weet, kent hij ook vast de echte achternaam. De gedachte is buitengewoon verontrustend.
‘Met wie spreek ik?’ vraagt Milos, die zich hersteld heeft van de schrik en zich van de domme houdt.
De beller trapt er niet in. ‘Met mij. Ik heb je hulp nodig.’ Het klinkt als een oude vriend die met een lege tank ergens langs de weg staat.
‘Hulp?’
‘Ja.’
Opnieuw stilte.
Hulp. Milos weet precies wat er bedoeld wordt. De man moet iemand anders zoeken. Milos is gestopt. In bijna twee jaar tijd is hij acht kilo aangekomen. Hij heeft nooit meer geschoten en eigenlijk wil hij ook nooit meer schieten. Hij begint te sputteren: ‘Ik eh…’
‘Het is de laatste keer,’ onderbreekt de man hem op een toon die tegelijk vriendelijk en dwingend is. ‘Erewoord.’
De beller is een man met aanzien, met macht. Veel macht. Bovendien, niet iemand die loze beloften doet. Een man een man, een woord een woord. Zo kent Milos hem en daarom is hij even sprakeloos.
‘Ik verwacht je vanmiddag.’
In gedachten zet Milos de tegenargumenten op een rij. Een operatie vraagt om een minutieuze voorbereiding, een analyse van het slachtoffer, van de locatie waar de afrekening moet plaatsvinden – hij neemt aan dat het om een afrekening gaat –, de keuze van het wapen en een nauwkeurige studie van alle vluchtwegen. ‘Maar eh…’
‘Vanmiddag,’ onderbreekt de beller hem op dezelfde vriendelijke en toch dwingende toon. ‘Om twee uur bij Pierre.’
Het laatste woord is in code. Locaties hebben mannennamen. Doelwitten – vreemd genoeg altijd mannen – hebben vrouwennamen. ‘Pierre’ is de bar tabac op de hoek van de boulevard de Magente en de boulevard de Strasbourg. Een geschikte ontmoetingsplaats. Op loopafstand van het Gare du Nord en het Gare d’Est, en met zo’n grote, voortdurend wisselende clientèle dat de obers niet op de gezichten van klanten letten. Het is tien jaar geleden dat ze elkaar daar voor de laatste keer hebben getroffen.
‘Je herinnert je Pierre toch nog wel?’
‘Jawel.’ Milos bedenkt dat hij geen wapen meer heeft. Dat wil zeggen: geen schoon wapen.
‘Alles wat je nodig hebt, is hier,’ zegt de opdrachtgever alsof hij de vraag voelt aankomen. ‘Neem de trein van 10.45 uur, dan ben je er om twee uur.’
Milos kijkt op zijn horloge. Over een uur vertrekt van het dichtstbijzijnde station een trein naar Austerlitz. Van Les Ages naar het station is het een halfuurtje met de auto. Het kan niet anders dan dat de beller precies weet waar Les Ages ligt. Milos merkt hoe hij opeens begint te zweten. ‘Maar…’
‘Om twee uur. Bij Pierre.’
Met een venijnig klikje wordt de verbinding verbroken.
‘Hoi, Chantal.’
Evelyne was alleen gekomen. Hoewel ze in haar telefoontje niet anders had gesuggereerd, bespeurde Chantal bij zichzelf toch teleurstelling. Waarom was Hotze er niet? Schaamte, lafheid, een combinatie van beide? Misschien had hij de nacht wel niet eens overleefd. Oude mannen en seks, een dodelijke combinatie. De flauwe grappen lagen voor het oprapen.
‘Kom binnen,’ zei ze.
Ze gaven elkaar twee vluchtige kussen, waarna ze in het halletje onhandig tegenover elkaar stonden.
‘Trouwens…’ begon Evelyne, ‘de deur beneden was open. Ik bedoel: niet in het slot. Ik heb hem dichtgetrokken, maar dat kostte wel de nodige kracht.’ Ze glimlachte alsof Hotze haar de afgelopen nacht van haar laatste krachten had beroofd. ‘Ik zeg het maar, dat je het weet.’
‘Het probleem van de deur is me bekend,’ antwoordde Chantal eveneens glimlachend.
Zodra ze huisbaas geworden was, hadden de huurders haar bestookt met een waslijst aan klachten, over de lift en de verwarmingsinstallatie die het regelmatig lieten afweten, over de voordeur die zo slecht in het slot viel, waardoor het iedere onverlaat wel erg gemakkelijk werd gemaakt en het maar de vraag was of de verzekering bij diefstal bereid zou zijn uit te keren. Chantal had beloofd de problemen zo snel mogelijk aan te pakken. Een timmerman had al een paar keer aan de deur staan schaven. Om voorgoed van het probleem af te zijn, was een nieuwe voordeur besteld. Aangezien de timmerman zich niet meer had gemeld, vreesde Chantal dat hij met vakantie was en dat de nieuwe voordeur nog wel even op zich zou laten wachten.