‘Had ik toch nog iets aan mijn studie,’ zei Isabelle Lavillier terwijl ze weer rechtop ging zitten.
Farmacie. Een week geleden had Chantal op internet alles gezocht wat ze over Guy en Isabelle Lavillier kon vinden. Isabelle Lavillier had farmacie gestudeerd. Tijdens het telefoongesprek in de delicatessenwinkel had Chantal zich vergist en gevraagd of Isabelle Lavillier medicijnen had gestudeerd, waarop de vrouw ‘ja’ had geantwoord. Chantal had er geen aandacht aan besteed. Farmacie of medicijnen. Wat maakte het uit?
‘Mijn vader was apotheker,’ vervolgde Isabelle Lavillier wijzend naar de antieke apothekerskast. ‘Na zijn overlijden heb ik een hoop spulletjes geërfd. Het potje aconitine heeft zeker tien jaar in de kamer gestaan zonder dat ik wist dat ik het ooit nog eens zou gebruiken. Nee…’ – Jarre had zich omgedraaid naar de kast – ‘… u hoeft niet te kijken. Ik heb het potje weggegooid, net als de tablettenpers.’
‘Hoe hebt u het gedaan?’ vroeg hij.
Romy grijnsde.
‘Heel simpel,’ antwoordde Isabelle Lavillier. ‘Mijn man slikte al een tijdje Viagra, voor al zijn avontuurtjes. Hij bewaarde zijn voorraad heel discreet in een ouderwets pastilledoosje. Ik heb een serie neppillen gedraaid. Zo moeilijk is dat niet. Het wachten was alleen op het moment dat meneer weer eens zo nodig van bil moest.’ Haar gezicht betrok. ‘Gaat u mij nu arresteren, meneer Jarre?’
‘Ik ben geschorst,’ zei Jarre. ‘Dus dat is niet aan mij.’
‘Wil dat zeggen dat u niets zult ondernemen?’ vroeg Isabelle Lavillier ongelovig.
‘Ik zal de autoriteiten moeten informeren.’ Hij wierp een blik op Chantal. ‘Maandag komt de hoofdcommissaris die ik vervan gen heb terug van vakantie. U zult begrijpen dat ik hem op de hoogte zal stellen van alles wat u verteld hebt.’
‘Hoe laat wilt u de hoofdcommissaris informeren?’
‘Hoe bedoelt u, mevrouw?’
‘Maandagochtend vindt de begrafenis van mijn man plaats. In kleine kring. Alleen familie en een paar goede vrienden. Mijn zoon komt vanavond uit New York. Maxime heeft zijn vader altijd erg bewonderd. Ik zou het op prijs stellen als u zou willen wachten met uw telefoontje tot de begrafenis achter de rug is. Zou dat mogelijk zijn?’
‘Dat lijkt me wel, mevrouw,’ zei Jarre glimlachend.
‘Goed.’ Isabelle Lavillier was zichtbaar opgelucht. ‘Hebt u nog vragen?’
Jarre schudde van nee.
‘U, mevrouw Zwart?’
‘Nee,’ antwoordde Chantal onder de indruk van de moed van de vrouw. Er waren honderden vragen die nog gesteld moesten worden. Maar niet nu, later, wanneer ze Isabelle Lavillier in de gevangenis zou bezoeken. Want dat was ze van plan.
‘Goed…’ Isabelle Lavillier was opgestaan ten teken dat ze haar bezoek wilde uitlaten.
‘Eén vraag,’ zei Chantal.
‘Ja?’ vroeg Isabelle Lavillier verrast.
‘Kunt u zich mijn moeder herinneren? Jacqueline?’
‘Behalve u ken ik niemand die Zwart heet.’
‘De meisjesnaam van mijn moeder is Morelle. Jacqueline Morelle.’ Terwijl ze de achternaam uitsprak, zag Chantal een reactie op het gezicht van Isabelle Lavillier. ‘Mijn moeder was die zomer ook in Saint-Florent-le-Vieil. Samen met mijn vader,’ voegde Chantal eraan toe. ‘Hotze Zwart. Een lange man met blond haar.’
‘Die kan ik me niet herinneren,’ zei Isabelle Lavillier. ‘Maar je moeder wel. Jacqueline. Een heel mooi meisje. Zoals jij. Jacqueline was toen het vriendinnetje van Guy. Een relatie die maar heel kort heeft geduurd. Na een paar weken had ze het al uitgemaakt. Toen ze hoorde dat ik iets met Guy kreeg, heeft ze me nog gewaarschuwd en gezegd dat die jongen niet deugde.’ Ze zuchtte. ‘Had ik toen maar geluisterd.’
Het was opgehouden met regenen. Tussen de wolken prikte de zon. Het park dampte.
Chantal en Jarre liepen over het pad naar de poort en zwegen. Ze merkte dat Jarre al net zo onder de indruk was van Isabelle Lavillier als zij. Woorden waren overbodig.
‘O ja.’ Terwijl ze verder liepen, begon Chantal in haar schoudertas te zoeken. ‘Ik heb nog iets van u.’
‘Van mij?’ Jarre keek haar verbaasd aan.
Twee uur geleden, toen ze de iPhone uit haar tas had gehaald, had ze tot haar verrassing het boekje aangetroffen. Ze was ervan uitgegaan dat Saimir het in een van de tassen had gestopt die hij later in de bagageruimte van de Clio had gelegd en dat het boekje door de politie, die alles in beslag had genomen, was gevonden.
‘Dank je.’ Blij verrast nam Jarre zijn rode boekje in ontvangst. ‘Als Renoir dit vindt, hang ik. Al die aantekeningen.’ Hij hield in en begon te bladeren. ‘Kijk… hier staan jouw adresgegevens. Heeft Renoir jou ook gevraagd of we elkaar kenden?’