En nu was het zaterdag, en ze had een geweldige kater.
Ze stond op, nam een douche, maakte een ontbijt met verse jus, een croque-monsieur, een dubbele espresso en twee aspirines, en las haar mail. Evelyne en Hotze zouden om een uur of vier weer thuis zijn. Of ze kwam borrelen en bleef eten. En als het laat werd, moest ze maar blijven logeren. Chantal schreef meteen terug. Graag. Met twee uitroeptekens. Blij dat ze over een paar uur niet langer alleen zou zijn.
Ze maakte nog een espresso en ging achter haar laptop zitten. Om de komende uren te overbruggen kon ze maar het beste een beetje werken, proberen te werken. Misschien hielp het om alles wat er gebeurd was voor zichzelf op een rij te zetten, om daarna, over een paar dagen, een week of wanneer ze het emotioneel aankon, aan haar artikel te beginnen.
Het beste artikel dat je ooit hebt geschreven.
Ze maakte een nieuw document aan en wilde net gaan tikken, toen ze bedacht dat haar computer waarschijnlijk gehackt was en dat de kans groot was dat er iemand meelas. Boos klikte ze het document weg en nam een schrijfblok en een ballpoint. Waar moest ze beginnen? Het verhaal was zo idioot groot dat haar gedachten alle kanten uitschoten.
Begin bij het begin. Het was alsof Saimir achter haar stond en haar toesprak. Iemand heeft Guy Lavillier vergiftigd. Zo is het begonnen. En de vraag is: wie?
Automatisch nam ze de laptop erbij en opende het document waar ze een week geleden haar eerste aantekeningen had gemaakt. Ze wist zeker dat het ergens stond. Terwijl haar ogen over de tekst vlogen, was het alsof Saimir zijn handen op haar schouders legde om haar aan te moedigen verder te lezen. Verdomd. In de letterbrij vond ze het woord dat ze zocht. Ze herinnerde zich het telefoongesprek. Was het maandag geweest of dinsdag? In ieder geval had ze zich vergist. Wat toen niet belangrijk scheen. De dagen daarna was er zoveel gebeurd dat ze het voorval was vergeten. Of maakte ze nu dezelfde fout? Zonder zich nog langer te bekommeren of er misschien iemand meelas, tikte ze op Google de trefwoorden in. Verdomd. Daar stond het. Ze had zich niet vergist.
Ze pakte de prepaid telefoon en draaide het nummer dat ze in haar agenda had geschreven.
‘Ja?’
‘Met Chantal Zwart.’
‘Ik wilde u net bellen,’ reageerde de vrouw geschrokken.
‘Dan ben ik u voor,’ zei Chantal terwijl ze haar best deed om rustig te blijven. ‘Volgens mij moeten wij met elkaar praten.’
Er viel een stilte.
‘Ja,’ klonkt het zacht. ‘Dat is precies de reden waarom ik u wilde bellen.’
‘Ik begrijp dat u thuis bent?’
‘Ja.’ De vrouw schraapte haar keel. ‘Wanneer wilt u komen? Vandaag nog?’
‘Absoluut,’ antwoordde Chantal na een blik op haar horloge. ‘En ik heb twee voorwaarden…’
De regen sloeg tegen de tuindeuren van de salon. Het terras stond inmiddels blank. Isabelle Lavillier en Romy zaten samen op een bank. Jarre – zijn aanwezigheid was de eerste voorwaarde die Chantal had gesteld – had op de middelste bank plaatsgenomen. Zelf zat ze op de bank tegenover moeder en dochter. Chantal liet haar blik rondgaan. Iedereen oogde dodelijk vermoeid. Zelf zag ze er ongetwijfeld net zo beroerd uit. Jarre had niet langer een verband om zijn hals. Aangezien de snee en de hechtingen haar voortdurend aan Saimir deden denken, probeerde ze er zo min mogelijk naar te kijken. Isabelle Lavilliers gezicht stond strak van de zenuwen. Ze droeg een stemmig zwart mantelpak met witte zijden blouse en een barnstenen ketting waar ze voortdurend aan zat te frunniken. Romy had zich opgemaakt, waardoor ze er stukken beter uitzag dan de vorige keren, maar ook een beetje onecht, alsof het niet bij haar paste. In plaats van te roken hield ze in haar hand een touwtje met kralen dat ze om de zoveel tijd liet ronddraaien.
‘Staat die aan?’ Met een trillende vinger wees Isabelle Lavillier naar de iPhone met de microfoon op de salontafel.
Chantal knikte. Dat was de tweede voorwaarde geweest. Ze wilde ieder woord vastleggen om het later te kunnen publiceren.
‘Ik ben blij dat u bent gekomen,’ begon Isabelle Lavillier duidelijk opgelaten. In haar ranke hals stonden vlekken, die steeds groter leken te worden. ‘Wilt u ons vragen stellen of wilt u dat ik het verhaal zelf vertel?’
Chantal wisselde een blik van verstandhouding met Jarre.
‘Vertelt u het zelf maar, mevrouw,’ zei hij.
Chantal zag hoe Isabelle Lavillier steun zocht bij Romy, die strak naar de tafel staarde.
‘Ik eh…’ Terwijl Isabelle Lavillier haar keel schraapte, zochten haar vingers houvast bij een stukje barnsteen. ‘Ik bedoel: wij…’ – de hand ging naar haar dochter – hebben het nieuws gisteren natuurlijk gehoord.’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘De afschuwelijke gebeurtenissen op de place du Carrousel. De moord op eh…’