‘Vergeet je schoudertas niet,’ zei Saimir.
‘Nee, natuurlijk niet.’ Ze had de tas al van de grond opgeraapt en wilde uitstappen.
‘Wacht.’ Terwijl hij met een hand haar arm vasthield, ging zijn andere hand naar het handschoenenkastje.
Tot haar verrassing haalde hij de SIG uit het kastje, ontgrendelde het wapen, stak het onder zijn broekriem en stapte uit.
‘Kom maar, Chantal,’ zei hij even later, waarna hij zijn portier sloot.
Toen ze haar portier wilde openen, moest ze al haar kracht aanwenden om te voorkomen dat de wind het weer dichtdrukte. Tussen de twee auto’s liep ze het trottoir op, naar Jarre, die met een uitgestoken hand op hen af kwam lopen.
Bliksem. Direct gevolgd door een keiharde klap die overging in een geluid dat ze niet kon thuisbrengen.
De Kawasaki is snel. Met brullende motor raast Milos op de groep af. Ze zijn met z’n drieën. De oude politieman rechts, de zigeuner in het midden, de journaliste links. Ze kijken hem aan alsof hij van Mars komt. Een gemotoriseerde moordenaar. Met de Glock in zijn hand focust hij zich op zijn doelwit. Hij moet een keuze maken. Wanneer hij de zigeuner naar zijn broekriem ziet grijpen, twijfelt Milos niet wie er als eerste aan moet geloven. Eén schot per persoon. Recht in het hart. Geen risico. Desnoods nog een tweede rondje om de zaak af te maken. Hij richt op de linkerborst van de zigeuner en drukt af. Op hetzelfde moment dat de knal tussen de gebouwen weerkaatst, stort de zigeuner op zijn rug. Raak. Milos richt de Glock op de journaliste, maar hij kan zijn hand niet goed stilhouden. Het komt door de stormachtige windvlagen die de Kawasaki nog meer snelheid geven waardoor hij van zijn baan afraakt. Hij richt, schiet. Merde! Ze valt niet om. Hij wil nog een keer aanleggen, maar de motor is al te ver naar links doorgeschoten om nog een fatsoenlijk schot te kunnen afleveren.
Saimir lag op de straatstenen, zijn armen en benen gespreid, als verlamd. Uit zijn mond sijpelde een dun straaltje van bloed, speeksel en nog iets anders. De rode vlek op zijn borst leek alsmaar groter te worden. Chantal knielde naast hem neer en zocht de plek waar de kogel was ingeslagen. Ze moest het bloeden stelpen. Met een kledingstuk, met haar hand, maakte niet uit. Jarre moest het alarmnummer bellen. Misschien was er nog een kans om Saimir te redden. Want Saimir mocht niet sterven. Als iemand het niet verdiende om te sterven, was hij het. Terwijl ze opnieuw de wond probeerde te vinden, voelde ze alleen maar nog meer bloed.
‘Niet doodgaan, liefje. Niet doodgaan…’
Zijn ogen waren wijd open, maar zijn pupillen staarden haar aan alsof haar woorden hem niet meer bereikten. Jarre riep dat ze hier weg moesten voor de schutter terugkwam en dat ze naar zijn auto moest rennen. Daarna zouden ze bellen.
Ze schudde van nee. Ze kon Saimir toch niet alleen laten? Niet zo.
‘Liefje, niet doodgaan.’
Terwijl ze met haar hand het bloeden probeerde te stelpen, vielen de eerste regendruppels uit de hemel.
De Albanees, die voortdurend door de headset in zijn oor toetert, werkt hem op de zenuwen. Milos rukt zijn helm af en gooit die op de grond. Wanneer hij ziet hoe zijn handen trillen, schrikt hij. Geen wonder dat hij maar één keer raak heeft geschoten. Hij heeft er een zootje van gemaakt. Maar… er is altijd nog de herkansing. Hij sluit zijn ogen. Diep vanbinnen zoekt hij naar de juiste concentratie. Het idee om een tweede keer in actie te moeten komen, bezorgt hem een stekende hoofdpijn. Hij begint te zweten. Of regent het? Druppels glijden over zijn wangen. Waarom moet iedereen dood? Waarom kan hij niet gewoon met pensioen gaan en pianospelen en met de honden lopen? Nadja. Het beeld is akelig scherp. De wanhopige blik waarmee ze in de camera kijkt. Milos, help me. Hij moet haar bevrijden, maar eerst moet zijn hand rustig worden. Met de nodige moeite peutert hij de iPod uit de binnenzak van zijn motorpak. De dopjes in, het geluid maximaal. Hij heeft Horowitz nog nooit zo hard horen spelen. Zo heeft Chopin het nooit bedoeld. Maar het moet. Terwijl Milos’ handen nog meer trillen, trekt hij op.
Jarre staat vlak naast zijn auto, de sleutel in de hand, het portier open. Ze moeten hier als de donder weg. Nu. Voor de motorrijder, die met razende vaart over het plein komt aanrijden, hen heeft bereikt.
‘Chantal!’
Ze reageert niet. In shock. Ze zit op haar knieën naast het lichaam van de jongen, haar hand op zijn borst. Alles vol bloed.
Wanneer Jarre zijn blik wil afwenden, valt zijn oog op de SIG die uit de broekriem steekt. Het is eeuwen geleden dat hij voor het laatst een wapen in handen heeft gehad en nog langer dat hij daadwerkelijk heeft geschoten. Het moet in zijn beginjaren bij de politie zijn geweest. Toen hij nog jong en lenig was. Met een reactiesnelheid die hem zelf verbaast, duikt Jarre naar de grond, pakt de SIG en rolt in één vloeiende beweging door, op zijn buik, zijn hoofd omhoog, zijn blik gericht op de aanstormende motorrijder.