‘Maar vannacht gaan jullie terug naar Parijs?’ vroeg Evelyne bezorgd, ‘en dan geeft hij zich over?’
‘Dat is wel de bedoeling.’
‘Hoezo de bedoeling?’
‘Saimir zal zich overgeven,’ zei Chantal zo overtuigend als ze kon.
‘Heel verstandig.’ Er volgde een zucht. ‘Zul je voorzichtig zijn?’
‘Altijd.’ Wat kon er misgaan? Jarre zou hen ergens in de stad staan opwachten. Als het gevaarlijk was, zou hij het vast niet doen. ‘Trouwens…’ – onwillekeurig moest Chantal glimlachen – ‘… vertel Hotze maar niets.’
‘Je bedoelt in verband met zijn hart?’
‘Ja.’ Toen ze Evelyne hoorde grinniken, moest ze zelf ook grinniken. ‘Gaat het goed tussen jullie?’
‘Zodra we elkaar zien, krijg je een uitgebreid verslag,’ antwoordde Evelyne een beetje cryptisch. ‘Dus wees voorzichtig, meid. En tot gauw.’
‘Tot gauw.’
Toen Chantal het gesprek wegdrukte, liepen de tranen haar over de wangen.
‘Waarom huil je?’
Saimir stond achter haar.
Ze keek hem aan. Haar hoofd tolde. Ze wilde zoveel zeggen dat ze niet wist waar ze moest beginnen. Eigenlijk wilde ze helemaal niet praten. Ze had het gevoel dat haar hoofd op knappen stond. Ze wilde naar huis, naar Evelyne en Hotze. Ze wilde er zeker van zijn dat het goed met hem ging. Nieuwe tranen welden op. Ze keek Saimir aan. Zijn ogen glansden. Ze keken elkaar aan, zonder een woord te wisselen. Als op commando trokken ze hun kleren uit, beiden bijna struikelend over de jeans die aan hun voeten bleven hangen. Ze moesten erom lachen. In zijn ogen schitterden sterretjes. Ze liet zich naar de wand drijven, met haar rug naar de spiegel. Toen hij zijn handen onder haar billen legde, klom ze in hem, haar benen om zijn heupen, haar armen om zijn nek. Terwijl hun lippen zich aan elkaar vastzogen, drong hij in haar en trok een golf van genot door haar lijf.
Jarre staart door het raam. Het verkeer op de boulevard Carnot is tot rust gekomen. Bijna middernacht. Aan de overkant staat een geblindeerd busje met een antenne op het dak. Hij registreert het. Meer niet. Net zoals in het appartement aan de overkant dat al maanden leegstaat, een rood lampje brandt. Zijn gedachten gaan naar Chantal en Saimir. De man van de aanslag in de rue de Rivoli heeft de botsing met de stadsbus overleefd. Dankzij het nog steeds functionerende wachtwoord van de hoofdcommissaris heeft Jarre kunnen lezen wat de chauffeur van de stadsbus heeft gezien. Een man met kort blond haar is uit het wrak gekropen en zette het hinkend op een lopen. Jarre maakt zich zorgen om de veiligheid van Chantal en Saimir. Een van de bewoners in het appartementencomplex heeft een huisje buiten Parijs dat hij Jarre meerdere malen heeft aangeboden. Misschien, bedenkt Jarre, zou hij daar met de twee heen moeten gaan tot de situatie veilig is. Maar eerst moeten Chantal en Saimir naar Parijs komen. Jarre denkt terug aan het telefoongesprek van een uur geleden. Heeft hij Saimir ontmoedigd door Marcheix te snel van de verdachtenlijst af te voeren? Jarre realiseert zich dat hij zich heeft gebaseerd op oude dossiers. Misschien zit hij er wel helemaal naast.
Zonder zich te bekommeren om het tijdstip, draait hij het nummer van Christian Lavillier. De telefoon gaat zeker tien keer over.
‘Ja?’ klinkt het nors.
‘Met Jarre. Sorry dat ik u zo laat nog bel.’
‘Ik neem aan dat u daar een goede reden voor hebt. Hebt u de twee inmiddels opgepakt?’
Zo te horen denkt Christian Lavillier dat Jarre nog steeds de leiding over het onderzoek heeft.
‘De politie zoekt nog,’ antwoordt Jarre naar waarheid.
‘Waarvoor belt u dan?’ klinkt het al even nors.
‘Klopt het dat u bent gechanteerd door een zekere Bruno Marcheix?’
Er valt een stilte.
‘Hoe weet u dat?’
‘Klopt het?’ herhaalt Jarre.
‘Ja.’
‘Waarom hebt u nooit aangifte gedaan?’
‘Omdat ik het geen probleem vond te betalen. Sterker nog: ik zag het als mijn morele plicht.’
‘Plicht?’
‘Commissaris Jarre…’ Christian Lavillier zucht diep. ‘Laten we elkaar niet voor de gek houden. U bent achter het bestaan van Bruno gekomen, dus doet u nu alstublieft niet alsof u van niets weet. Bruno is mijn zoon. Nee, Bruno had mijn zoon kunnen zijn. Die jongen heeft de slechtste start gehad die er bestaat. Geen ouders, geen liefde, geen enkel vangnet. Daarom voel ik het als mijn morele plicht om hem nu te ondersteunen. Beter laat dan nooit.’
‘Maar u bent niet de biologische vader.’
‘Nee, die is dood.’
Jarre probeert wat hij net gehoord heeft tot zich te laten doordringen. Waarom stelt Christian Lavillier zich zo ruimhartig op? Is het puur altruïsme of probeert hij iets te verbergen? Op de een of andere manier lijkt de dood van Guy Lavillier hem wel gelegen te komen. Misschien is Christian Lavillier eropuit om de moordenaar van zijn broer te beschermen.