Ze sloot het venster. Daarna surfte ze naar haar mailbox en las Evelynes mails in de volgorde waarin ze verstuurd waren. De boodschap veroorzaakte een paniekaanval. Hotze had begin van de middag een lichte attaque gehad. Evelyne had onmiddellijk een taxi gebeld. In het ziekenhuis had Hotze bloedverdunners gekregen. Volgens de cardioloog en neuroloog was er geen enkele reden tot ongerustheid. De lichte uitvalverschijnselen – warrig spreken, geen kracht in zijn hand – waren van voorbijgaande aard. Hotze wilde het liefst zo snel mogelijk terug naar Parijs. Evelyne had de mail verstuurd vanuit het ziekenhuis. Haar gsm stond niet altijd aan, maar ze luisterde haar voicemail regelmatig af. Dus als Chantal belde, werd ze zo snel mogelijk teruggebeld. Liefs, Evelyne.
De toon van de tweede mail, vier uur later, was heel wat minder vriendelijk. Waarom nam Chantal haar telefoon niet op? Waarom reageerde ze niet op de eerste mail? Of interesseerde het haar niet hoe het met Hotze ging? Mocht ze het toch willen weten: met Hotze ging het goed, maar de artsen vonden het toch verstandiger om hem vannacht in het ziekenhuis te houden. Morgen zou bekeken worden of ze konden terugreizen naar Parijs. Behalve haar mobiele nummer had Evelyne het telefoonnummer van het appartement in Cherbourg vermeld. Geen groeten, geen ‘hoop van je te horen’, geen ‘liefs, Evelyne’.
‘Shit!’
De uitroep kaatste door de kamer. Chantal voelde tranen opwellen. Woede, bezorgheid, maar bovenal het gevoel hopeloos tekort te schieten. Ze beet op haar lippen om het niet nog een keer uit te schreeuwen en draaide zich om. Saimir lag er nog net zo bij als zo-even en snurkte rustig verder. Hoe laat was het? Ze keek op haar horloge. Een paar minuten na elf. Alsof het tijdstip er iets toedeed. Ze stond op, haalde de iPhone uit haar schoudertas, schakelde het toestel in en zocht Evelynes nummer.
De telefoon ging drie keer over.
‘Ja?’
Evelyne had zich kennelijk voorgenomen net te doen alsof er geen naam op het schermpje verscheen.
‘Met mij,’ begon Chantal schuldbewust. Ze dempte onmiddellijk haar stem: ‘Ik zie net je mail en ben me doodgeschrokken.’ Geen reactie. Natuurlijk niet. Ze mocht de gifbeker helemaal leegdrinken. Ze slikte. ‘Hoe is het met Hotze?’
‘Goed.’
‘Ligt hij nog in het ziekenhuis?’
‘Ja.’
‘Maar het gaat wel goed met hem?’
‘Ja.’
‘Je had het over een lichte attaque,’ vervolgde Chantal zonder zich door de korzelige antwoorden uit het veld te laten slaan.
‘Ja.’
‘Hoe is het met zijn spraak?’
‘Goed.’
‘En geen verlammingsverschijnselen?’
‘Nee.’
‘Gelukkig.’ Ze zuchtte. Eigenlijk moest ze nog veel meer vragen. Hoe het was gebeurd. En waar. Ze slikte opnieuw. ‘Je zult wel enorm geschrokken zijn?’ Opnieuw geen reactie. ‘Hoe is het met jou?’
Er volgde een geïrriteerd kuchje. ‘Ik wilde net gaan slapen. Het was een lange dag.’
‘Sorry, maar ik zie je mail nu pas.’
‘Nu pas?’ Evelyne kon zich duidelijk niet langer inhouden. ‘Weet je hoe vaak ik je vandaag heb proberen te bellen? Twintig, dertig, misschien wel veertig keer! Waarom staat je mobiel uit? Je bent toch freelancejournalist. Een beetje freelancejournalist heeft zijn mobiel altijd aanstaan.’
Chantal aarzelde. ‘Ik heb mijn mobiel net aangezet.’
‘O, dan had je vandaag zeker iets belangrijks te doen?’ klonk het snerend. ‘Waar ben je eigenlijk?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Omdat je zo geheimzinnig zit te fluisteren.’
‘Ik eh…’ Ze moest iets wegslikken. ‘Ik ben in een hotel in…’ Ze hield abrupt op omdat ze zich nu pas realiseerde met welk toestel ze belde. Saimir zou woedend zijn. Ze keek over haar schouder. Gelukkig. Hij sliep nog. ‘Ik ben in een hotel ten zuiden van Parijs,’ voegde ze er op fluistertoon aan toe.
‘Interessant. Het klinkt alsof je daar niet alleen bent.’
‘Klopt.’ Ze probeerde onhoorbaar te kuchen. ‘Het zit namelijk zo…’ Na een blik op haar horloge begon ze te vertellen, stap voor stap, de chronologie volgend, in de hoop dat Evelyne niet de draad zou kwijtraken. Toen ze alles verteld had en weer op haar horloge keek, was het tien minuten later.
‘Mijn god…’ Aan de andere kant van de lijn viel een lange, diepe zucht. ‘Sorry, meid, als ik dat had geweten…’
‘Het is mijn eigen schuld, Eef,’ haastte Chantal zich te zeggen. ‘Ik had jullie gewoon moeten inlichten. Maar ik moest mijn bron beschermen.’
‘Ik begrijp het. En die jongen eh… Saimir, is die nu op je kamer?’
‘Hij ligt achter me en slaapt.’ Chantal merkte hoe de oude vertrouwelijkheid tussen haar en Evelyne weer terugkeerde. Het liefst zou ze haar vriendin een kijkje in de slaapkamer gunnen, en praten over Saimir, en hoe bizar het lot haar aan hem had gekoppeld.