Alles was op. De hamburgers, de salades Niçoise, de kaas, het fruit. Ze waren allebei uitgehongerd geweest. En uitgedroogd. De fles Sancerre was ook zo leeg. Gelukkig had Chantal een tweede fles gekocht. Met zijn Zwitserse zakmes ontkurkte Saimir de fles, vulde de uit de badkamer afkomstige plastic bekertjes en zette die op het bureau. Eentje links van de laptop, eentje rechts. Het signaal kon niet duidelijker zijn. Aan de slag. De time-out was voorbij.
Chantal nam plaats aan het bureau en startte de computer op. Saimir – hij had nieuwe pleisters op zijn wonden gedaan en een jeans aangetrokken en een hemd dat hij niet had dichtgeknoopt – schoof een van de lage fauteuils aan en ging naast haar zitten, zijn kin op het bureaublad. Doordat ze hoger zat, kon ze ongemerkt een blik omlaag werpen. Zijn inmiddels opgedroogde haar glansde. Opnieuw verbaasde ze zich over het diepe gitzwart. Ze hoorde hem ongeduldig kuchen, waarop ze haar mailbox opende. Negen nieuwe berichten. Inwendig glimlachte ze. Hoe langer ze wegbleef, hoe meer mensen haar leken te missen. Ze liet haar blik over de afzenders gaan. Evelyne, Jarre, Axel, een collega van Vox. De enige die ontbrak, was Hotze. Chantal dacht aan de eerste mail van Evelyne, die ze nog steeds niet had gelezen.
‘Zijn de foto’s er al?’ vroeg Saimir terwijl hij met de lange nagels van zijn rechterhand op het bureaublad tikte.
‘Ja.’ Ze wees op de naam die driemaal vetgedrukt in het rijtje stond, waarna ze het eerste bericht dat Sil Martens had verzonden opende. ‘Naomi heeft tijdens de vernissage twintig foto’s gemaakt,’ vertaalde Chantal het Nederlands. ‘Ze heeft ze in drie tranches verstuurd, waarbij de chronologische volgorde waarin de foto’s zijn gemaakt, is aangehouden.’ Er stonden nog een paar regels, maar toen ze Saimir ongeduldig zag knikken, opende ze gauw de bijlage. Er verscheen een serie van zeven keurig genummerde foto’s waarop steeds dezelfde persoon te zien was. Een man met een rare witte pruik en een overdreven grote designbril.
‘Wie is dat?’
‘De galeriehouder,’ antwoordde Chantal. ‘Vermoed ik.’
Wie anders? Ze dacht aan haar telefoongesprek met Cuno Behrens en haar smoesjes om uit te vinden wat Guy Lavillier en de stichting Formosa met elkaar te maken hadden. Door het zien van de foto’s leek de werkelijkheid nu pas tot haar door te dringen. Snel klikte ze de mail weg en opende de volgende. Opnieuw verscheen een serie van zeven foto’s. Op de eerste twee was alleen Cuno Behrens te zien. Daarna volgden foto’s met publiek.
‘Waar heb je het portret van Marcheix?’
‘In mijn tas.’ Ze wees naar het kinderbedje waar haar schoudertas lag.
Voor ze nog iets kon zeggen, stond Saimir op en haalde het portret uit haar tas. Normaal zou ze uit haar vel zijn gesprongen dat iemand ongevraagd in haar spullen zat te zoeken. Maar wat was normaal? Ze waren op de vlucht. En nog lang niet veilig. Ze keek naar de SIG, die nog steeds op het bureau lag en die Saimir alleen een beetje verschoven had om plaats te maken voor de wijn. Terwijl hij weer naast haar ging zitten, plaatste hij het portret van Marcheix rechts van het beeldscherm. Geconcentreerd bekeken ze de foto’s nummer tien tot en met veertien. De foto’s waren gemaakt tijdens een of andere toespraak. In ieder geval keek iedereen naar hetzelfde punt.
‘Lavillier.’ Saimir had de politicus als eerste herkend. ‘Hij heeft een glas in zijn hand. Een champagneglas. Zie je?’
‘Ja.’ Bijna iedereen op de foto had een champagneglas in zijn hand. Ze boog zich naar het scherm om de mensen die Lavillier omringden beter te bekijken en hun gezichten te vergelijken met het portret naast de laptop. ‘Zie jij Marcheix ergens?’
‘Nee,’ klonk het teleurgesteld.
Op de volgende foto was dezelfde groep toeschouwers te zien. Met als enig verschil een in het zwart gekleed jong meisje dat met een dienblad met glazen langsliep. Het was alsof Lavillier haar iets in het oor fluisterde. Het meisje lachte. Of ze geneerde zich. In elk geval viel er geen Marcheix te bekennen. Net zomin als op de volgende foto’s. Chantal zag hoe Saimirs schouders iedere keer een beetje meer gingen hangen.
Ze opende de laatste serie. De eerste foto’s waren bewogen, waardoor met de beste wil van de wereld niemand viel te herkennen.
‘Putain!’
Ze kon zich zijn frustratie goed voorstellen. Als Marcheix op een foto stond, zou dat een eind maken aan het laatste restje twijfel. Ze klikte foto nummer negentien aan. De foto liet een ander deel van het publiek zien. Geen Lavillier, maar wel een hoop dertigers die eruitzagen alsof ze schilderden of iets anders artistieks deden. Jonge mensen, die haar deden denken aan Parijse vrienden die nu op vakantie waren en geen flauw benul hadden waar ze was of wat ze deed. Niemand wist waar ze mee bezig was. Evelyne niet, Hotze niet, Axel niet. Alleen Jarre.