Home>>read Nacht in Parijs free online

Nacht in Parijs(117)

By:Michael Berg


‘En wat vond uw dochter ervan om haar baby af te staan?’

‘Dédée berustte in haar lot. Ze wist dat ze een misstap had begaan en dat dit de enig juiste oplossing was. Toen ze uit het klooster terugkeerde, was ze weer de dochter zoals wij haar kenden: verstandig, lief, dankbaar. Ze heeft haar school afgemaakt. Daarna heeft ze in de streek werk gezocht om de rest van haar leven bij ons in te wonen en voor ons te zorgen.’

‘Had ze kennissen? Vriendinnen, vrienden?’

‘Dédée was volkomen aan ons toegewijd en toonde geen interesse om andere mensen te leren kennen. Verleden jaar is ze overleden.’ Trillend bracht de oude vrouw haar hand naar haar mond en begon zacht te huilen. ‘Ik heb nooit geweten dat ze een dagboek bijhield. Toen ik het las, besefte ik pas wat we destijds fout hebben gedaan. Dédée was ooit een vrolijk meisje, een meisje dat droomde. Ik kon het me niet herinneren. Misschien heb ik het verdrongen omdat ik het niet wilde weten. Wat ik las was zo erg.’ De hand ging opnieuw naar haar mond. ‘We hebben haar opgezadeld met een ondraaglijk schuldgevoel. Dédée heeft altijd geloofd dat het goed was, omdat wij zeiden dat het goed was. Pas toen ze ziek werd, begon ze te twijfelen. Aan God, aan ons, aan het leven. Maar toen was het al te laat.’ Het vrouwtje pinkte een traan weg, waarna Chantal haar voorzichtig in haar armen nam. ‘Mijn man wilde dat ik het dagboek zou verbranden,’ klonk het zachtjes snikkend, ‘maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Zonder dat hij het wist heb ik me tot de kapelaan gewend en gevraagd wat ik moest doen. Die zei dat het kind het recht had om het dagboek van zijn overleden moeder te lezen. Maar daarvoor moesten we eerst het kind zien terug te vinden. Het was een jongetje. Dat was het enige wat we wisten. Na de geboorte hebben de nonnen het kind meteen weggehaald. Dat was beter, zeiden ze.’ De vrouw maakte zich los uit Chantals omhelzing. ‘De kapelaan heeft zich enorm ingespannen om de jongen te vinden. En toen…’ – op het gerimpelde gezicht verscheen een meisjesachtige glimlach – in de zomer van verleden jaar, stond Bruno opeens op de stoep. Aan de ene kant was hij heel blij dat hij ons leerde kennen, aan de andere kant was hij enorm boos over wat we hadden gedaan. Uiteindelijk hebben de blijdschap en het gevoel dat hij een familie had de overhand gekregen. Bruno heeft toen beloofd alles voor ons te doen wat hij kon zodat het ons aan niets zou ontbreken. Mijn man was toen al invalide, moet u weten. Hij heeft een hersenbloeding gehad en is aan bed gekluisterd. Hij heeft veel zorg nodig. Zorg die we met onze schamele pensioentjes niet kunnen betalen. Bruno heeft ervoor gezorgd dat mijn man dertig uur per week verpleegd wordt en ook heeft hij het dak van de schuren laten vernieuwen.’

Chantal dacht aan de vijftigduizend euro die Bruno geëist had van Guy Lavillier. Ongetwijfeld had hij nog eens eenzelfde bedrag van Christian Lavillier losgepeuterd. ‘Heeft Bruno zoveel geld?’ vroeg ze zo onschuldig als ze maar kon.

‘Sinds december verleden jaar heeft hij een goede baan. Vertegenwoordiger voor een Amerikaanse firma,’ klonk het trots. ‘Een heel goede baan. Met een mooie auto van de zaak. Gelukkig maar.’ Het vrouwtje bracht haar mond weer naar Chantal toe. ‘Toen we Bruno leerden kennen, ging het nog niet zo goed met hem. Hij is lang werkeloos geweest en heeft toen een paar domme dingen uitgehaald. Maar dat was toen.’ Ze wierp een blik op de buffetkast.

Toen Chantal zich omdraaide, zag ze de ingelijste portretfoto staan. Een man van een jaar of veertig. Ze herkende de slaapkamerogen en krullen van Guy Lavillier. Daarmee hield de gelijkenis op. Bruno had een ingevallen gezicht en een slechte huid. De harde gelaatstrekken verrieden een leven vol tegenslag. Een blik die langs de lens gleed, achterdochtig. Rond de dunne lippen speelde een onverschillig lachje dat hem zelfs iets gevaarlijks gaf.

‘Weet u of Bruno ooit contact heeft gezocht met zijn biologische vader?’

‘Hij wil niets met de Lavilliers te maken hebben,’ antwoordde de oude vrouw zonder aarzeling. ‘Bruno is een verstandige jongen. Hij zegt dat je het verleden moet laten rusten en het heden moet koesteren. Daarom probeert hij ons zo vaak mogelijk op te zoeken.’

‘Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien?’

‘Een maand geleden. Hij is heel druk met zijn nieuwe baan en moet veel reizen. Maar hij belt wel iedere week om te horen hoe het met ons gaat. O…’ De vrouw hief haar hand alsof haar iets te binnen schoot. ‘Verleden week belde hij om te zeggen dat hij met vakantie zou gaan.’

‘Waar naartoe?’

‘Naar Spanje. Misschien is hij daarom de afspraak met u vergeten.’