‘Ja, chef.’
Renoir en Ortola verlaten de kamer. Straks lopen ze nog elkaar op de schouder kloppend door de gang, denkt Jarre. Hij beseft dat zijn tijd afloopt en dat hij nog steeds geen stap verder is.
Nadat Saimir de auto in een zijstraatje had geparkeerd en bleef zitten, liep Chantal naar het plein van Saint-Florent-le-Vieil. Aan de toog van de bar tabac stonden een paar oude kerels, voor hun neus beduimelde glaasjes rode wijn en pastis. Ze ging er naast staan, bestelde een espresso en begon een gesprek. Twee kopjes later hadden de mannen haar ongeveer alles verteld wat ze wilde weten. De Girauds waren inmiddels hoogbejaard en woonden nog steeds tegenover het chateau. Een tragische familie. Hij was invalide en aan bed gekluisterd. Zij had het aan haar hart. Hun dochter – en enig kind – die haar hele leven bij de ouders had ingewoond was ruim een jaar geleden aan kanker overleden. Kinderloos. Veel meer viel er over de Girauds niet te vertellen. De familie was altijd nogal op zichzelf geweest. Daarentegen viel er over de bewoners van het chateau heel wat meer te vertellen. Wist ze dat het chateau het vakantiehuis was van de vermoorde politicus Guy Lavillier? Toen de mannen begonnen aan een klaagzang over Frankrijk en hoe diep het land was gezonken wanneer zelfs voortreffelijke politici als Lavillier hun leven niet meer zeker waren, betaalde ze haar espresso’s en verliet het café.
Even later reed ze met Saimir in oostelijke richting door een glooiend landschap met wijngaarden en verspreid liggende landhuizen en boerderijen. Beneden in het dal liep de Loire, een armetierig stroompje dat tussen de drooggevallen kiezeleilandjes zijn weg zocht naar zee. Ze volgden de D751 en sloegen bij de kruising links af. Een smalle weg voerde over een plateau waar Charolaiskoeien hun best deden om de laatste plukjes gras te vinden. Het park van het chateau was al van ver te zien. Majestueuze bomen tekenden zich af tegen de blauwe lucht. Het terrein was ommuurd, zelfs het gedeelte dat naar de rivier afliep. Tussen de bomen was een stukje van het dak te zien. Een schoorsteen met een bliksemafleider. Aan de overkant van het landgoed lag de boerderij. De stallen haaks op de weg, daarachter het woonhuis. Chantal herkende de gevel en de grote binnenplaats van de foto die ze bij Ilse van Beurden had gezien.
‘Hier is het,’ zei ze.
Saimir reed de auto tot vlak voor de poort van het chateau. ‘Ik blijf in de auto.’ Hij draaide het raampje open en trok de pet zoveel mogelijk voor zijn gezicht.
‘Natuurlijk.’
Op weg naar Saint-Florent-le-Vieil hadden ze bij een tankstation een krant gekocht. Zijn foto stond op pagina drie. Op het radionieuws was te horen geweest dat Marie-Christine Grenoult vijftigduizend euro uitloofde voor de tip die tot Saimirs aanhouding zou leiden. Ze hadden nog naar een programma geluisterd waar mensen mochten reageren op het nieuws. De moord op Guy Lavillier hield de gemoederen bezig. Roma, zigeuners, moslims of andere minderheden, het maakte niet uit. In hun verontwaardiging schoor het merendeel van de bellers alle ongewenste vreemdelingen over één kam.
Chantal stapte uit, liep naar de brievenbussen die langs de weg stonden en las de namen. Lavillier en Giraud. Ze knikte naar Saimir ten teken dat ze aan het juiste adres waren, waarop hij zijn duim opstak. Ze dacht aan wat hij beloofd had. Zodra er voldoende bewijsmateriaal was om zichzelf vrij te pleiten, zou hij zich aangeven. Nu was het aan haar om het laatste restje bewijsmateriaal te vergaren. Ze wierp een blik door het hekwerk van het chateau. Tussen de bomen zag ze het landhuis liggen. De hoge ramen, de luiken dicht, het terras waar de vleugel had gestaan. Ze zag de foto’s uit 1968 weer voor zich. De studenten met hun lange haren, alles kon, alles mocht, de tijd van de seksuele revolutie. Waarom had ze Hotze zo weinig over die zomer en de logeerpartij bij de Lavilliers gevraagd?
Ze stak de straat over en liep de cour op. De luiken van de boerderij waren gesloten. Waarschijnlijk om de brandende zon buiten te houden. In de verte was een tractor te horen. Kennelijk was de boerderij nog steeds in bedrijf. In het grind stonden potten met verdroogde geraniums. Ze moest meteen aan haar eigen dakterras denken. Aan Poes. Misschien moest ze een van haar buren bellen om te vragen hoe het met haar kater was en of iemand zich misschien om het dier wilde bekommeren. Jammer dat niemand van haar huurders een sleutel van het appartement had. De enige met een reservesleutel was Evelyne, gegeven in een tijd dat Evelyne alleen voor haar naar Parijs kwam. Aan Evelyne had ze nu ook niets, bedacht Chantal. Het beste was te hopen dat de laatste puzzelstukjes zo snel mogelijk op hun plek zouden vallen en ze naar Parijs kon terugkeren.
De eikenhouten voordeur van de boerderij zag eruit alsof hij al een eeuwigheid geen likje verf meer had gezien. Een smeedijzeren klink. Geen deurbel. Ze klopte aan. Toen er geen reactie kwam, duwde ze de klink omlaag en betrad een aangenaam koele ruimte. Het duurde even voor haar ogen aan het halfdonker waren gewend. Ze bevond zich in een grote woonkeuken Behalve een koelkast en een televisietoestel leek het alsof de tijd had stilgestaan. Een plavuizen vloer, een oeroude eettafel met stoelen waarvan de zitting nodig aan vervanging toe was, een antieke buffetkast, een keukenblok met veel formica en een ouderwetse Rosières-haard. Ergens zoemden, met tussenpozen, een paar vliegen. Toen ze omhoogkeek zag ze aan een van de plafondbalken een volle vliegenvanger hangen. Verder was het muisstil.