‘Ik wist dat je weer in Parijs woonde,’ hakkelde Naomi verder. ‘Ik ken hier niemand. Ik bedoel: niemand anders. Je moet me helpen.’ Ze begon weer te huilen.
‘Hoe weet je zo zeker dat die man dood is?’ vroeg Chantal.
‘Verleden jaar heb ik aan het sterfbed van Toms vader gezeten. Ik weet hoe een doodsrochel klinkt.’
Naomi en Tom waren blijkbaar nog steeds bij elkaar.
‘En hoe oud was die man?’ vroeg Chantal.
‘Rond de zestig.’
Tom moest nu midden vijftig zijn, rekende ze uit. Naomi viel op oudere mannen. Chantal ook, maar dan wat minder oud. Ze richtte haar aandacht weer op Naomi. ‘Was die man misschien ziek?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Parijs lijdt momenteel onder een hittegolf. Veel ouderen kunnen slecht tegen hoge temperaturen. Vooral niet als ze…’
‘Zo oud was-ie nou ook weer niet.’ Naomi stond op, trok haar jasje uit en draaide zich om, haar gezicht poeslief, alsof ze wilde benadrukken hoe blij ze was dat iemand haar midden in de nacht opving. ‘Toen ik hem ontmoette, maakte hij een heel gezonde indruk.’
Chantal keek naar het uitdagende rokje en het weinig verhullende topje. Naomi was duidelijk op de versiertoer geweest. Onwillekeurig ging Chantals blik naar de schouders en armen. Geen striemen, geen blauwe plekken, geen verwondingen.
‘We kunnen de situatie niet zo laten,’ zei Chantal, terwijl Naomi weer plaatsnam aan tafel. ‘We moeten weten waar je bent geweest, en daarna moeten we een noodarts bellen en de politie.’
‘Nee!’ In Naomi’s gezicht stond schrik. ‘Ik heb hem niet vermoord.’
‘Dat zeg ik niet. Maar ook als iemand een natuurlijke dood sterft, moet er een arts komen om dat officieel vast te stellen. Bovendien zal de politie willen weten waarom je niet om hulp hebt gebeld.’
‘Geen politie!’ Ze omklemde het cognacglas zo stevig dat het ieder moment uit elkaar kon spatten. ‘Ik wil niet dat iemand het te weten komt.’
‘Ben je bang voor de reactie van eh…’
‘Nee.’
‘Heeft het met je werk te maken?’
De vraag bracht Naomi duidelijk in verlegenheid. ‘Het is mijn eerste buitenlandopdracht,’ klonk het aarzelend. ‘Bovendien zit ik nog in mijn proefperiode. En ik ben niet alleen in Parijs. In het hotel wacht een collega die, als ze erachter komt wat er gebeurd is, niets liever zal doen dan het verhaal meteen aan de grote klok hangen.’
‘En van mij verwacht je dat ik zwijg?’
‘Jij bent geen collega, jij bent eh…’ Naomi was slim genoeg om het woord ‘vriendin’ te vermijden. ‘We hebben vier jaar samen gestudeerd. Je begrijpt toch ook wel dat ik in paniek ben weggerend.’ Ze begon te hyperventileren.
‘Rustig nou maar.’ Chantal ging naast haar zitten en sloeg een arm om haar heen. Ondertussen keek ze met een schuin oog naar Naomi’s benen – perfecte benen, als van een fotomodel – , die geen spoor van een schermutseling vertoonden. ‘Er bestaat een alarmnummer waar je anoniem kunt bellen.’
‘O?’
‘Ja. Maar ook dan hebben we een adres nodig en, als het even kan, de naam van het slachtoffer.’
‘Nee!’ Met een plotselinge beweging maakte Naomi zich los.
‘Heb je iets in dat huis laten liggen?’
‘Nee.’
‘Wat heb je dan te verbergen?’
‘Hij is dood, Chantal. Hartstikke dood. Ik kan er niets aan doen en ik wil er ook niets mee te maken hebben.’ Ze begon weer te huilen.
‘Goed.’ Chantal stond op en haalde nog een glas water. Ze nam weer tegenover Naomi plaats en schonk nog wat cognac bij. ‘Je zei dat-ie Guy heette. Weet je ook een achternaam?’
‘Nee.’
‘Maar hij was een belangrijke meneer.’
‘Ja. Hij heeft zelfs een toespraak gehouden.’
‘Heb je toevallig een programmaboekje?’
‘Hoezo?’
‘Als die Guy een van de sprekers was, moet zijn naam in het boekje staan.’
Terwijl Naomi naar de bank liep waar haar tas lag, kon Chantal het niet nalaten een blik te werpen op de achterkant van Naomi’s benen. Geen krassen, beten of andere wondjes.
‘Hier.’
Chantal nam het boekje aan, sloeg het open en liet haar ogen over het programma gaan. Bij de naam gingen alle alarmbellen tegelijkertijd af. Guy Lavillier. Toch niet…? Ze probeerde zichzelf gerust te stellen. In Frankrijk liepen honderdduizend Guys rond en Lavillier was ook een veelvoorkomende naam. ‘Kun je de man beschrijven?’ vroeg ze zo rustig mogelijk.
Naomi slikte. ‘Blauwe ogen, een markante kop met korte grijze krulletjes, brede schouders, ongeveer mijn lengte. Hij lijkt op een bekende Franse acteur. Wacht…’ Ze liep terug naar de bank en haalde een camera uit haar tas. ‘Ik heb foto’s gemaakt. Misschien staat-ie erop.’ Ze nam de camera in beide handen en begon op allerlei toetsen te drukken ‘Dit is ’m,’ klonk het even later. Ze gaf de camera aan Chantal. ‘De tweede van rechts.’