‘Helemaal niet, Kara,’ zei Lynne, haar dochter omhelzend. ‘Blake heeft gewoon wat tijd nodig om aan het idee te wennen dat hij vader wordt.’
De rest van de week probeerde Kara niet aan Blake te denken, maar dat was bijna onmogelijk. Haar praktische kant verafschuwde hem. De andere kant, de sentimentele, had verdriet. Misschien zou ze hem nooit meer omhelzen en nooit meer zijn bed delen. Hij had haar ingewijd in de liefde, en ze had zich er met hart en ziel aan overgegeven. Maar nu zou ze hem nooit meer in haar armen houden.
De enige aan wie ze haar liefde zou kunnen geven, was haar baby. Blakes baby! De baby die hij niet wilde! Tijdens de zwangerschap zou hij voor haar welzijn zorgen, en hopelijk zou hij daarna een rol spelen in het leven van hun kind. Maar voor zover zij het kon beoordelen, zou hij dat alleen doen uit plichtsgevoel. Van betrokkenheid en een huwelijk moest hij niets hebben.
Eigenlijk had ze verwacht dat hij op bezoek zou komen of tenminste zou bellen om te zeggen dat hij een afspraak had gemaakt met een arts, maar hij liet niets van zich horen. De hele week niet. En hoewel haar moeders gezondheid vooruitging, ging Kara’s humeur achteruit.
Pas toen ze maandagochtend op haar werk kwam, ontdekte ze waarom hij geen contact had opgenomen. Ze schrok zo, dat haar hart bijna stilstond.
Blake had een week eerder een auto-ongeluk gehad. Sindsdien was hij niet op kantoor geweest en nu was hij thuis aan het herstellen.
Een week geleden! Op de dag dat hij haar naar huis had gebracht!
Het werd haar koud om het hart. Waarom had hij haar niets verteld? Was hij daar te ziek voor? Of dacht hij dat ze al genoeg zorgen had? Misschien moest ze hem bezoeken. Of hem in ieder geval opbellen.
De hele dag had ze het druk, maar zodra ze thuis was, belde ze hem op. ‘Blake, met Kara. Ik heb gehoord dat je een ongeluk hebt gehad. Waarom heb je me niets laten weten?’
Het bleef een paar seconden stil. Een paar verontrustende seconden. Had ze hem niet moeten bellen? Wilde hij niets meer met haar te maken hebben? Had hij haar daarom niets over zijn ongeluk verteld?
‘Ik dacht dat je al genoeg kopzorgen had.’
Had hij misschien gedacht dat het haar niets kon schelen? Zelfs bij het horen van zijn stem kreeg ze al vlinders in haar buik. ‘Hoe gaat het met je?’
‘Ik ben aan de beterende hand.’
‘Mag ik langskomen? Niemand kon me zeggen hoe erg je gewond was.’
Er viel weer een stilte. Toen hij antwoord gaf, was zijn stem vreemd zacht. ‘Dat zou ik fijn vinden.’
‘Ik kom meteen, als je het goedvindt.’ Het leek haar belangrijk om haar bezoek niet uit te stellen, al had ze niet kunnen zeggen waarom. Eigenlijk moest ze zich niet om hem bekommeren. Maar dat deed ze wel. Ondanks alles hield ze van hem, en ze was zo bezorgd dat ze met eigen ogen wilde zien hoe ernstig hij gewond was.
‘Alleen als mijn chauffeur je mag ophalen. Ik betwijfel of jouw auto de tocht heen en terug haalt.’
Kara glimlachte. Haar auto was zo oud dat het een wonder was dat hij niet allang de geest had gegeven.
Toen ze bij Blakes huis aankwam, liet zijn huishoudster haar binnen. ‘Ik waarschuw je maar vast, Kara. Hij is geen gemakkelijke patiënt. Hij is vreselijk chagrijnig. Hij zit in zijn studeerkamer. Zijn verwondingen weerhouden hem er niet van met zijn computer te spelen.’
Spelen! Toen Kara de kamer binnen kwam, zag ze rijen getallen op het scherm. Hij was aan het werk. Natuurlijk. Ze had kunnen weten dat er veel moest gebeuren om Blake van zijn werk af te houden.
Zodra ze hem zag, zodra ze hem in de ogen keek, wist ze dat ze beter niet had kunnen komen. Hoe ze ook haar best deed, ze kon geen hekel aan hem krijgen. Daarvoor hield ze te veel van hem. Ze wilde dat hij haar omhelsde. Ze wilde de man terug op wie ze in Italië verliefd was geworden.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze, naar hem toe lopend. Afgezien van een paar schrammen op zijn gezicht zag ze geen verwondingen.
‘Dat wil je niet weten.’
‘Jawel,’ zei ze meteen. ‘Anders was ik hier niet.’
Blake schudde zijn hoofd en deed zijn ogen dicht alsof hij de scène opnieuw beleefde. ‘Het was de avond dat ik jou naar huis had gebracht. Omdat ik niet kon slapen, besloot ik een eindje te gaan rijden. Zomaar ergens heen. Ik reed wel te hard, maar het ongeluk was de schuld van de dronken idioot in de andere auto. Een frontale botsing. Ik heb nog geluk gehad. Vijf gebroken ribben en een paar behoorlijke kneuzingen.’
‘Vijf?’ vroeg ze ontzet. ‘O, Blake!’ Ze liep naar hem toe en legde een hand op zijn schouder. Daarna bukte ze en gaf ze hem een zoen op zijn wang. ‘Wat erg. Sorry.’
‘Het was jouw schuld niet.’
Kara had het gevoel van wel. ‘Als je niet boos op mij was geweest, had je niet zo hard gereden.’