Ze was een echte vrouw geworden, met alle behoeften en verlangens van dien. Niet langer onderdrukt, niet langer alle mannen hatend. In ieder geval niet deze man! Niet Blake. Blake had haar getoond dat hij niet zo was als haar vader. Hij behandelde haar respectvol, attent, teder.
Haar ogen werden vochtig. Omdat ze nooit een andere man in haar leven had toegelaten, had ze nooit zelf kunnen beoordelen of ze anders waren. Ze had het niet eens wíllen uitvinden. Ze had gedacht dat ze waardeloos was. Dat had haar vader haar ten slotte steeds opnieuw verteld.
Nu wist ze echter beter. Blake zou nooit de grens tussen zaken en pleziertjes hebben overschreden als hij haar niet aantrekkelijk had gevonden. En hij zou zich nooit aan haar hebben opgedrongen. Na haar aanvankelijke achterdocht voelde ze zich nu volkomen veilig bij hem. Uiteindelijk was ze toch niet alledaags en waardeloos. Ze was mooi en begeerlijk. Dat had Blake gezegd.
‘Kara, waarom huil je?’
‘Ik huil niet,’ zei ze snel. ‘Mijn ogen tranen alleen.’
Nadat hij teder met een duim over haar oogleden had gestreken, drukte hij op elk van beide een kus. Maar hij liet haar niet los. In plaats daarvan kuste hij haar op haar mond, en alle vuur en emoties die de afgelopen nacht zo hoog waren opgelaaid, kwamen terug.
Ze stond op het punt om zijn kus te beantwoorden. Ze sloeg haar armen al om hem heen toen ze achter zich een vrouwenstem hoorde. Schuldbewust deed ze een stap naar achteren.
‘Het ontbijt staat klaar,’ zei Blake.
Het woongedeelte strekte zich uit over de hele achterkant van de villa, met ramen van de vloer tot het plafond, en glazen schuifdeuren die toegang gaven tot een terras waar kleurige potten met planten stonden. Op het terras was hun tafel gedekt. Beneden was een gewelfde poort die toegang gaf tot een prachtige tuin.
Het was het uitzicht over het meer dat Kara in verrukking bracht. Ze had er uren naar kunnen kijken. De hoge bergen, de boten, de mensen, de vogels. Ze kwam ogen tekort om alles in zich op te nemen, om het op te slaan in haar geheugen. ‘Ik wilde dat ik mijn fototoestel bij me had.’
‘Misschien een andere keer.’ Blake stond achter haar, glimlachend om haar verrukking. Nu sloeg hij zijn armen om haar middel en drukte haar tegen zich aan.
‘Het is hier prachtig,’ zei ze, zonder op zijn suggestie in te gaan. ‘Heb je een boot?’
‘Natuurlijk. Als je wilt, gaan we na het ontbijt een eindje varen.’
‘Graag,’ zei ze enthousiast. ‘Dat lijkt me geweldig.’ Het was geruststellend om in zijn armen te staan. Geruststellend en veilig. Dankzij Blake begon ze mannen te vertrouwen. Hoewel ze eerst niet mee had gewild naar de conferentie, genoot ze nu op een manier die ze zich een paar dagen geleden niet had kunnen voorstellen.
Blake was niet zoals ze zich had voorgesteld. Ze had altijd gedacht dat hij een donjuan was. En misschien was hij dat ook wel. Maar nu was hij fijngevoelig en oprecht bezorgd om hoe zij zich voelde. Hij suste haar angst, en leerde haar dat niet iedereen hetzelfde was.
En dat werkte. Ze was een andere vrouw geworden. In Milaan had ze al een verandering in zich voelen voltrekken. En hier, in dit verrukkelijke deel van Italië, een nog veel grotere. Hoe had hij geweten dat dit landschap haar zou aanspreken? Dat het weer een andere kant van haar tevoorschijn zou brengen waarvan ze niet had geweten dat die bestond?
Hij veranderde haar leven en veranderde haar kijk op het leven. En heel even besefte ze dat ze niet wilde dat er een eind kwam aan deze periode.
Het ontbijt bestond uit allerlei pasteitjes, cakejes en cappuccino. Als ze hier langer bleef, zou ze net zo dik worden als zijn huishoudster, dacht Kara. Hoewel de cakejes heerlijk waren, verbaasde het haar dat Blake niet om eieren met spek had gevraagd.
Na het ontbijt maakten ze een wandeling door de terrastuin, en uiteindelijk kwamen ze bij de oever van het meer, waar een klein motorjacht lag. Blake hielp haar aan boord, en ze keek naar hem, terwijl hij de motor startte en de boot losmaakte. Ze voeren weg van de oever. Hij deed alles zo zelfverzekerd, dat ze niet anders kon dan hem bewonderen.
Stil van ontzag keek ze naar de prachtige villa’s op de oever. Hoger op de met bomen begroeide helling stonden eenvoudiger huizen, en hier en daar lag een dorp. De lucht erboven was van het diepste blauw dat ze ooit had gezien. De zon weerkaatste op het water, dat er verleidelijk genoeg uitzag om in te zwemmen. Ze kwam bijna ogen tekort om alles te bekijken.
‘Wat is het hier mooi,’ verzuchtte ze.
‘Net als jij,’ zei hij kalm.
Heel even bedacht ze dat hij haar baas was. Maar hij was ook haar minnaar! Ja, toch? Plotseling voelde ze zich warm worden, en ze was zich er niet van bewust dat haar ogen straalden en haar wangen roze waren.
‘Waarom heb je je altijd verstopt achter lelijke kleren?’