Home>>read Moord op afspraak free online

Moord op afspraak(84)

By:Mary Higgings Clark


Het zou een langdurige kwestie worden. Deze advertentie had echter iets ongewoons. Hij nam telefonisch contact op met degenen die het speurwerk deden. Het net om Doug Fox, alias Doug Fields, begon zich te sluiten. Het dossier dat detectivebureau Harkness over hem had, was de droom van iedere FBI-detective. Fields was al twee jaar, ongeveer sinds de tijd dat Claire Barnes verdween, onderhuurder van het appartement. Joe Pabst, de detective van Harkness, had in het restaurant in SoHo vlak bij Fox gezeten. Het was duidelijk dat hij de vrouw had ontmoet via een contactadvertentie. Hij had een afspraak met haar gemaakt om uit dansen te gaan. Hij was in het bezit van een stationcar.

Pabst was ervan overtuigd dat Fox een of andere schuilplaats had. Hij had hem in SoHo tegen de makelaarster horen zeggen dat hij een afgelegen huis bezat waar hij haar graag eens zou ontvangen. Fox gaf zich uit voor illustrator. De beheerder van het gebouw in London Terrace was verscheidene keren in Fields’ appartement geweest en had gezegd dat er her en der schetsen lagen die beslist goed waren.

Bovendien was hij verhoord in verband met de moord op Nan Sheridan.

Het was echter allemaal afhankelijk van de omstandigheden, hield Vince zichzelf voor. Plaatste Fox advertenties of beantwoordde hij ze? Of deed hij beide? Zou het beter zijn om een tijdje zijn telefoon in London Terrace af te tappen? Kijken of dat iets opleverde? Moesten ze hem oppakken voor ondervraging? Hij was een harde en het zou niet meevallen hem aan de praat te krijgen.

Nou ja, Darcy Scott was tenminste al bedacht op de mogelijkheid dat Fox de dader was. Ze zou zich door hem niet in een hoek laten drijven.

En zou het geen meevallertje zijn als bleek dat Fox de advertentie had geplaatst waarmee Erin Kelley, zoals ze nu wisten, had rondgelopen? ‘Houdt van muziek, houdt van dansen.’ Rond het middaguur kreeg Vince via VICAP een alarmbericht door. Politiedepartementen verspreid over het hele land − Vermont, Washington, D.C., Ohio en Californië − hadden gemeld dat er nog vijf postpakketten met een verschillend paar schoenen waren bezorgd. Ze bevatten allemaal een schoen of laars en een hooggehakte avondschoen. Ze waren gezonden aan de families van de jonge vrouwen die in het VICAP-bestand waren opgedoken, de jonge vrouwen die in New York hadden gewoond en in de afgelopen twee jaar als vermist waren opgegeven.



Om halfvier was Vince klaar om zijn kantoor te verlaten en op weg te gaan naar Hudson Televisie.

Zijn secretaresse hield hem staande toen hij haar bureau passeerde en overhandigde hem de telefoon. ‘Charles North aan de lijn. Hij zegt dat het belangrijk is.’

Vince trok onwillekeurig zijn wenkbrauwen op. Ga me niet vertellen dat die bekrompen, neringzieke advocaat nu wil meewerken, dacht hij. ‘D’Ambrosio,’ zei hij kortaf.

‘Meneer d’Ambrosio, ik heb veel nagedacht.’

Vince wachtte.

‘Ik kan maar één mogelijke verklaring bedenken voor de wijze waarop mijn plannen de verkeerde persoon ter ore zijn gekomen.’

Vince voelde een plotselinge belangstelling.

‘Toen ik begin februari naar New York kwam om mijn definitieve huisvesting te regelen, heb ik als gast van mijn oudste vennoot een benefietgala in het Plaza bijgewoond. Het Benefietfestival voor Toneelschrijvers van de Eénentwintigste Eeuw. Het was nogal een glamourachtig gezelschap − Helen Hayes, Tony Randall, Martin Charnin, Lee Orant, Lucille Lortel. Tijdens het cocktailuurtje werd ik aan veel mensen voorgesteld. De vennoot van mijn firma wilde graag dat ik bekend zou worden. Vlak voordat het diner werd aangekondigd, stond ik te praten met een groepje van vier of vijf mensen. Een van hen vroeg om mijn kaartje, maar ik kan niet op zijn naam komen.’

‘Hoe zag hij eruit?’

‘U spreekt met iemand met een zeer slecht geheugen voor gezichten en namen, hetgeen voor iemand met uw beroep ongetwijfeld onbegrijpelijk zal zijn. Ik herinner me hem vaag − ongeveer één meter tachtig lang, eind dertig of begin veertig... eind dertig, zou ik zeggen. Welbespraakt.’

‘Zou het uw geheugen opfrissen als we konden beschikken over een gastenlijst van dat festival?’

‘Ik weet het niet. Misschien.’

‘Goed, meneer North. Ik ben u hier dankbaar voor. We zullen die lijst opvragen. Misschien kunt u uw vennoot vragen of hij de namen herkent van mensen met wie u heeft gesproken.’ North klonk gealarmeerd. ‘Hoe zou ik de noodzaak van die informatie moeten verklaren?’

De vage dankbaarheid die in Vince was opgeweld door de poging van de man om behulpzaam te zijn, verdween. ‘Meneer North,’ snauwde hij, ‘u bent advocaat. U zou eraan gewend moeten zijn om informatie te krijgen zonder die te geven.’ Hij hing op en riep Ernie bij zich. ‘Ik wil de gastenlijst van het Benefietfestival voor Toneelschrijvers van de Eénentwintigste Eeuw, dat begin februari werd gehouden,’ zei hij. ‘Die moet eenvoudig te achterhalen zijn. Je weet waar je me kunt vinden.’