Petey dacht aan de dode vrouw. Wat voelde ze koud aan toen hij het halssnoer had weggenomen.
Wat zei die agent? ‘Petey, er staan vingerafdrukken op Erin Kelleys hals. We gaan ze vergelijken met die van jou.’ Beneveld dacht Petey aan een van zijn kameraden, die per ongeluk naar een man had gestoken. Hij moest nu vijf jaar zitten, terwijl de vent naar wie hij had uitgehaald nauwelijks een schrammetje had opgelopen. Petey had nooit problemen met de politie gehad. Nooit. Hij zou nog geen vlieg kwaad doen. Dat zei hij tegen hen. Hij zag dat ze hem niet geloofden. ‘Luister,’ zei hij uit eigen beweging, in een vlaag van vertrouwelijkheid. ‘Ik vond die vrouw daar. Ik had nog geen geld om een kop koffie te kopen.’ De tranen sprongen in zijn ogen toen hij zich herinnerde hoe dorstig hij was. ‘Ik kon zien dat het een puur gouden halssnoer was. Het was een lange ketting met een heleboel typische muntjes eraan. Bedacht dat als ik het niet nam, de eerste de beste kerel die haar vond het wel zou doen. Dat geldt ook voor sommige smerissen, heb ik gehoord.’ Hij betreurde het dat hij dat eraan had toegevoegd.
‘Wat heb je met het snoer gedaan, Petey?’
‘Voor vijfentwintig dollar verkocht aan die grote vent die werkt op Seventh Avenue, rond Centra! Park South.’
‘Bert de Sjacheraar,’ merkte een van de agenten op. ‘We zullen hem inrekenen.’
‘Wanneer vond je het lijk, Petey?’ vroeg Vince.
‘Toen ik die morgen wakker werd.’ Petey knipperde met zijn ogen, waarin nu een sluwe blik verscheen. Alles werd weer scherp. ‘Maar heel vroeg, ik bedoel toen het nog pikkedonker was, hoorde ik een auto de pier op rijden, mijn hut passeren en stilstaan. Ik bedacht dat het misschien een drugshandeltje was en bleef daarom binnen. Echt waar.’
‘Zelfs toen je hoorde dat hij wegreed?’ vroeg een van de rechercheurs. ‘Heb je niet stiekem gegluurd?’
‘Nou ja, toen ik er zeker van was dat hij wegging...’
‘Heb je hem gezien, Petey?’
Ze geloofden hem. Hij wist het. Als hij ze alleen maar iets meer kon vertellen, waardoor ze het gevoel kregen dat hij probeerde mee te werken. Petey dwong de alcoholnevel gedurende een fractie van een seconde uit zijn hersenen. Alle dagen waarop hij met een fles schuimend water en een ruitenwisser bij de afslag van de West Side Highway naar 56th Street had gestaan, flitsten door zijn geest. Hij was ruimschoots in de gelegenheid geweest om de achterbumpers van auto’s te leren kennen. Opnieuw zag hij de achterlichten van de wagen verdwijnen op de pier. Iets aan de achterruit... ‘Het was een stationcar!’ zei hij met een triomfantelijk gehijg. ‘Bij Birdies graf, het was een stationcar.’
Terwijl de nevel terugkeerde, dwong Petey zich om niet te gaan giechelen. Birdie was vermoedelijk nog in leven.
Darcy en Nona hadden afgesproken om zaterdagavond samen uit eten te gaan. Andere vrienden belden op en nodigden haar uit naar hen toe te komen, maar Darcy was nog niet in de stemming om iemand te zien.
Ze spraken af in Jimmy Neary’s Restaurant aan East 57th Street. Darcy arriveerde als eerste. Jimmy had de linker hoektafel voor hen vrijgehouden. ‘Verdomd zonde,’ zei hij, terwijl hij Darcy begroette. ‘Erin was een van de mooiste vrouwen die ooit door deze deur naar binnen wandelden. God hebbe haar ziel.’ Hij klopte op Darcy’s hand. ‘Je was een geweldige vriendin voor haar. Denk maar niet dat ik dat niet weet. Soms, als ze snel iets kwam eten, ging ik even bij haar zitten. Ik heb haar gezegd dat ze voorzichtig moest zijn met het beantwoorden van die advertenties.’
Darcy glimlachte. ‘Het verbaast me dat ze jou daarover heeft verteld, Jimmy. Ze wist vast dat je het zou afkeuren.’
‘Dat deed ik zeker. Vorige maand pakte ze een zakdoek uit haar jaszak en trok toen een advertentie mee die ze uit een tijdschrift had gescheurd. Hij viel op de grond en toen ik hem opraapte, viel mijn blik erop. Ik zei tegen haar: “Erin Kelley, ik hoop dat je je niet met die onzin inlaat.”’
‘Daar ben ik nou bang voor,’ liet Darcy hem weten. ‘Erin was een fantastische sieradenontwerpster, maar niet zo’n goede archivaris. De FBI probeert iedereen op te sporen die Erin heeft aangeschreven of ontmoet, maar ik weet zeker dat de lijst niet compleet is.’ Darcy besloot niet te zeggen dat zij eveneens contactadvertenties beantwoordde. ‘Weet je nog wat er in die advertentie stond?’
Neary fronste nadenkend zijn voorhoofd. ‘Nee, maar dat komt nog wel. Ik heb hem vrij goed kunnen zien. Iets over zingen of... o, het schiet me wel weer te binnen. Kijk, daar is Nona. Ze heeft iemand bij zich.’
Vince volgde Nona naar de tafel. ‘Ik blijf maar heel even,’ zei hij tegen Darcy. ‘Ik wil jullie etentje niet verstoren. Ik heb geprobeerd je te bereiken, belde ten slotte Nona op en hoorde dat je hier was.’