Het echtpaar Barnes bewoonde een groot koloniaal huis in een indrukwekkende omgeving. Een terrein van minstens een hectare, dacht Vince. Er stond een televisieploeg in de straat. Karen reed er snel langs, de oprijlaan in en om het huis heen naar de achterkant. Een politieagent voorkwam dat de verslaggever haar tegenhield.
De zitkamer was vol met ingelijste familiefoto’s, vele van Karen en Claire in hun meisjesjaren. Karen pakte een foto van de piano. ‘Deze nam ik van Claire toen ik haar voor het laatst zag. Het was maar een paar weken voor haar verdwijning, in Central Park.’
Tenger, knap, blond, midden twintig, vrolijke glimlach. Je weet ze wel uit te zoeken, makker, dacht Vince verbitterd. ‘Mag ik deze meenemen? Ik zal er kopieën van maken en zorgen dat u het origineel gauw terugkrijgt.’
Het pakket lag op de haltafel. Gewoon bruin pakpapier, een adreslabel dat overal verkrijgbaar was, en blokletters. Poststempel van New York City. Geen merktekens op de doos, met uitzondering van een subtiele tekening van een hooggehakte schoen op het deksel. De verschillende schoenen − een witte sandaal van Bruno Magli en een goudkleurige schoen met een enkelbandje, een open neus en een naaldhak. Ze hadden dezelfde maat − negenendertig precies.
‘Weet u zeker dat dit haar sandaal is?’
‘Ja. Ik heb net zo’n paar. We hebben ze op die laatste dag in New York samen gekocht.’
‘Hoe lang schreef uw zuster al op contactadvertenties?’
‘Ongeveer zes maanden. De politie heeft iedereen op wiens advertentie ze had gereageerd, nagetrokken. Dat wil zeggen, iedereen die ze konden opsporen.’
‘Heeft ze zelf wel eens een advertentie geplaatst?’
‘Niet dat ik weet.’
‘Waar woonde ze in New York?’
‘In West 63rd Street. Een etage in een patriciërshuis. Mijn vader heeft tot bijna een jaar na haar verdwijning de huur doorbetaald. Daarna gaf hij het op.’
‘Wat heeft u met haar spullen gedaan?’
‘Het meubilair was niet de moeite waard om hierheen te halen. Haar kleren, boeken en andere spulletjes liggen boven, in haar oude kamer.’
‘Ik wil ze graag zien.’
Op een plank in de kast stond een kartonnen archiefdoos. ‘Ik heb alles daarin gedaan,’ liet Karen hem weten. ‘Haar adresboek, agenda, postpapier, enveloppen, een aantal brieven.... dat soort dingen. Nadat we haar verdwijning hadden gemeld, heeft de New Yorkse politie al haar persoonlijke paperassen doorzocht.’
Vince pakte de doos en maakte hem open. Bovenop lag een agenda, nu twee jaar oud. Hij bladerde hem door. De bladzijden van januari tot augustus stonden vol met afspraken. Claire Barnes was na de vierde augustus niet meer gezien.
‘Claire gebruikte haar eigen steno. Dat maakt het zo moeilijk.’ Karens stem trilde. ‘Kijkt u maar. Waar “Jim” staat, bedoelt ze de studio van Jim Haworth, waar ze dansles kreeg. En bij vijf augustus staat “Tommy”. Dat betekende een repetitie voor de Tommy Tune-show, in het Grand Hotel. Ze was nog maar net aangenomen.’
Vince sloeg de bladzijden terug. Op vijftien juli om vijf uur stond ‘Charley’.
Charley!
Hij wees naar de naam en zei op neutrale toon: ‘Weet u wie dit is?’
‘Nee, maar ze heeft wel eens verteld dat een zekere Charley haar mee uit dansen nam. Ik geloof niet dat de politie hem wist op te sporen.’ Karens gezicht verbleekte. ‘Die avondschoen! Zoiets draag je als je gaat dansen.’
‘Precies. Noem die naam alstublieft niet tegen anderen, juffrouw Barnes. Tussen twee haakjes, hoe lang woonde uw zuster op die etage?’
‘Ongeveer een jaar. Daarvoor had ze een flat in de Village.’
‘Waar?’
‘In Christopher Street. Christopher Street 101.’
Darcy gaf Bev om kwart voor vijf de laatste rekeningen die betaald moesten worden en belde toen in een opwelling naar de moeder van de herstellende tiener. Het meisje zou tegen het einde van de volgende week thuiskomen. De schilder die Darcy in dienst had genomen, een opgewekte veiligheidsagent die met klussen iets bijverdiende, was al aan het werk. ‘Woensdag is de kamer kant en klaar,’ verzekerde Darcy de vrouw.
Wat een geluk dat ik vanmorgen zo snugger was om wat kleren mee te nemen, dacht ze terwijl ze haar trui en spijkerbroek verwisselde voor een zwartzijden blouse met lange mouwen en een ovaalvormige halslijn, een kuitlange Italiaanse zijden rok in groen- en goudtinten, en een bijpassende stola. Gouden ketting, een smalle gouden armband, gouden oorhangers − sieraden die Erin had ontworpen. Dwaas genoeg had ze het gevoel alsof ze Erins wapenuitrusting aantrok om ten strijde te trekken. Ze verwijderde de haarclip, borstelde haar haren en liet ze los langs haar gezicht vallen.
Ze was juist klaar met het aanbrengen van oogschaduw toen Bev terugkwam. ‘Je ziet er fantastisch uit, Darcy.’ Bev aarzelde. ‘Ik bedoel, ik had altijd het gevoel dat je probeerde je uiterlijk af te zwakken, en nu... ik bedoel... o hemel, ik zeg het niet goed... Sorry.’