Het commentaar werd verzorgd door een omroeper wiens sonore stem onnodig geschokt klonk. ‘Was het een onbekende die de mooie, intelligente Nan Sheridan aansprak? Zij en haar tweelingbroer vierden de avond tevoren hun verjaardag in het ouderlijk huis. Werd iemand die Nan kende, iemand die wellicht had getoost op haar verjaardag, haar moordenaar? Vijftien jaar lang heeft zich niemand gemeld met ook maar enige informatie die dit gruwelijke misdrijf zou kunnen oplossen. Was Nan Sheridan het willekeurige slachtoffer van een gestoord onmens of was haar dood een persoonlijke wraakneming?’
Er volgde een montage van slotopnamen. Het huis en de omliggende grond vanuit een andere hoek. Het telefoonnummer dat gebeld kon worden ‘als u enige informatie kunt verschaffen’. De laatste close-up van Nans lichaam zoals het was aangetroffen − netjes uitgestrekt op de grond, haar handen op haar buik gevouwen, haar linkervoet nog in de Nike gestoken, haar rechtervoet in de met lovertjes bestikte dansschoen.
De slottekst: ‘Waar is de andere helft van dit paar sportschoenen? En van deze elegante avondschoenen? Zijn ze nog in het bezit van de moordenaar?’
Greta Sheridan had het programma met droge ogen bekeken en na afloop gezegd: ‘Chris, ik heb er zoveel over nagedacht. Daarom wilde ik dit zien. Na Nans dood kon ik niet functioneren, niet denken. Maar Nan vertelde me altijd zoveel over iedereen op school. Ik... ik dacht gewoon dat me bij het zien van dit programma misschien iets belangrijks te binnen zou schieten. Herinner je je de dag van de begrafenis? Die enorme menigte. Al die jonge mensen van de universiteit. Weet je nog wat inspecteur Harriman zei? Hij was ervan overtuigd dat de moordenaar zich onder de rouwenden bevond! Herinner je je dat ze camera’s hadden opgesteld om van iedereen in de rouwkamer en in de kerk foto’s te nemen?’ Toen, alsof een reuzenhand haar in het gezicht had geslagen, was Greta Sheridan in een hartverscheurend gesnik uitgebarsten. ‘Dat meisje leek zoveel op Nan. Vond je niet? O, Chris, ik heb haar al die jaren zo gemist. Als ze was gebleven, zou papa nog in leven zijn. Zijn verdriet uitte zich in die hartaanval.’
Ik wou dat ik de bijl had gezet in ieder televisietoestel in het huis voordat ik moeder naar dat verwenste programma liet kijken, dacht Chris terwijl hij door de gang naar zijn kantoor rende. Hij greep de telefoon, terwijl de vingers van zijn linkerhand op het bureau roffelden. ‘Moeder, wat is er aan de hand?’ Greta’s stem klonk gespannen en onvast. ‘Chris, het spijt me dat ik je tijdens de veiling lastigval, maar ik heb zo juist een uiterst vreemde brief ontvangen.’
Nog zo’n voortvloeisel van dat ellendige programma! dacht Chris ziedend. Al die geschifte brieven! Ze varieerden van helderzienden die aanboden om seances uit te voeren tot mensen die bedelden om geld in ruil voor hun gebeden. ‘Ik wou dat je die troep niet las,’ zei hij. ‘Die brieven maken je kapot.’
‘Chris, deze is anders. Er staat in dat, ter nagedachtenis aan Nan, een danseres uit Manhattan op de avond van de negentiende februari op dezelfde wijze zal sterven als Nan.’ Greta’s stem werd scheller. ‘Chris, stel dat dit geen fantasiebrief is? Kunnen we niet iets doen? Is er iemand die we kunnen waarschuwen?’
Doug Fox deed zijn das om, draaide er zorgvuldig een keurige knoop in en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij had gisteren een schoonheidsbehandeling gehad en zijn huid gloeide. De permanent had zijn dunnende haar een voller aanzien gegeven en de rossige spoeling bedekte volledig zijn grijzende slapen.
Een knappe kerel, verzekerde hij zichzelf, terwijl hij bewonderend keek naar de manier waarop zijn schone witte overhemd de lijnen van zijn gespierde borst en slanke taille volgde. Hij pakte zijn colbert, heimelijk genietend van het fijne gevoel van de Schotse wol. Donkerblauw met vage streepjes, geaccentueerd door het kleine rode patroon op zijn Hermès-das. Hij zag er in alle opzichten uit als de beleggingsbankier, eerlijk burger van Scarsdale, toegewijde echtgenoot van Susan Frawley Fox, vader van vier levenslustige, knappe kinderen.
Geen mens, dacht Doug met geamuseerde voldoening, zou hem verdenken van een ander leven: dat van de ongetrouwde freelance illustrator, met een appartement in de zalige anonimiteit van London Terrace aan West 23rd Street, plus een schuilplaats in Pawling en een nieuwe Volvo-stationcar.
Doug wierp een laatste blik in de spiegel, schoof zijn pochet recht, keek om zich heen om er zeker van te zijn dat hij niets was vergeten en liep naar de deur. Hij ergerde zich altijd aan de slaapkamer. Allemachtig, dit vertrek was nota bene door een vooraanstaande binnenhuisarchitect ingericht met antiek Frans provinciaals meubilair, en nog slaagde Susan erin er een soort rommelhok van te maken. Stapels kleren op de stoel, zilveren toiletgerei her en der verspreid op de kaptafel, kindertekeningen aan de muur... Ik moet hier weg! dacht Doug.