‘Een klant is een klant, Doug. Zolang je maar niet te veel van jezelf vergt.’
Op woensdagmiddag, nadat hij van kantoor was vertrokken, ging hij regelrecht naar het appartement in London Terrace, waar hij om halfacht een afspraakje had met een gescheiden tweeëndertigjarige makelaarster in onroerend goed. Eerst wilde hij echter gemakkelijke kleren aantrekken en een telefoontje plegen.
Hij hoopte dat hij die avond Darcy Scott kon bereiken.
Jay Stratton werd woensdagmiddag opgebeld door Merrill Ashton uit Winston-Salem, Noord-Carolina. Ashton had lang en diep nagedacht over Strattons voorstel om Frances een mooi juweel te geven voor hun veertigjarig huwelijksfeest.
‘Als ik het met haar bespreek, zal ze het uit mijn hoofd praten,’ zei Ashton, met een glimlach in zijn stem. ‘Ik ben volgende week voor zaken in New York. Kunt u me dan iets laten zien? Ik dacht... misschien een diamanten armband.’
Jay verzekerde hem dat hij waarschijnlijk wel iets voor hem had. ‘Ik heb onlangs een aantal buitengewoon mooie diamanten gekocht, die op dit moment in een armband worden verwerkt. Het zou perfect zijn voor uw vrouw.’
‘Ik wil hem wel laten taxeren.’
‘Vanzelfsprekend. Als u de armband mooi vindt, kunt u ermee naar een betrouwbare juwelier in Winston-Salem gaan. Mocht hij het niet eens zijn met de waarde, dan gaat de koop niet door. Bent u bereid er veertigduizend dollar voor uit te geven? Eén voor elk huwelijksjaar?’
Hij hoorde de aarzeling in Ashtons antwoord. ‘Nou, dat is vrij veel.’
‘Een werkelijk prachtige armband,’ verzekerde Jay hem. ‘Iets dat de jonge Frances met trots zal nalaten aan haar eigen dochter.’
Ze maakten een borrelafspraak voor de maandag daarop, vier maart.
Ging het allemaal té goed, vroeg Stratton zich af, terwijl hij de draadloze telefoon op de salontafel legde. De cheque van twintigduizend dollar voor het Bertolini-halssnoer... Zou iemand eraan denken daarnaar op zoek te gaan? Het verzekeringsgeld voor die zak met diamanten. Nu Erins lichaam was gevonden, kon de mogelijkheid dat ze was beroofd niet betwist worden. Hij zou Ashton de edelstenen tegen een redelijke, maar aannemelijke prijs laten kopen. Een juwelier in Winston-Salem zou niet bedacht zijn op stenen die als vermist of gestolen geregistreerd stonden.
Een golf van oprecht plezier overspoelde hem. Stratton lachte, denkend aan wat zijn oom twintig jaar geleden tegen hem had gezegd: ‘Jay, ik heb je naar een universiteit van Ivy League gestuurd. Je hebt de hersens om op eigen kracht goede cijfers te halen, en toch bezwendel je de boel. Met jou in de buurt zal je vader nooit rust vinden.’
Toen hij zijn oom vertelde dat hij de decaan van de universiteit van Brown had overgehaald hem opnieuw te laten inschrijven als hij zich gedurende twee jaar aansloot bij het Vredeskorps, had zijn oom sarcastisch gesnauwd: ‘Weet wat je doet. Bij het Vredeskorps valt niets te stelen en je moet er misschien écht werken.’
Dat werken viel wel mee. Op zijn twintigste was hij weer als eerstejaars aan de universiteit van Brown begonnen. Zorg dat je nooit betrapt wordt, had zijn vader hem gewaarschuwd. Mocht dat toch gebeuren, zorg dan op de een of andere manier dat je geen strafblad krijgt.
Hij was natuurlijk ouder geweest dan de overige studenten. Ze hadden allemaal kindergezichten, zelfs degenen die ontegenzeglijk rijk waren... Behalve één.
De telefoon rinkelde. Het was Enid Armstrong. Enid Armstrong? O ja, de vrouw met de betraande ogen.
Ze klonk opgewonden. ‘Ik heb met mijn zuster gesproken over je voorstel betreffende mijn ring, en ze zei: “Enid, als je daarvan opkikkert, doe het dan. Je mag jezelf best eens verwennen”.’
Verslaggever John Miller verzorgde een uitgebreide reportage over Erin Kelley voor het zes-uurnieuws op Kanaal 4. Men had ontdekt dat er voor een kwart miljoen aan diamanten uit haar kluis ontbrak. Lloyd’s of London had een bedrag van vijftigduizend dollar uitgeloofd voor wie ze terugbracht. De politie geloofde nog steeds dat Erin het slachtoffer was geworden van een imitatiemoordenaar, die wellicht niet had beseft dat ze kostbaarheden bij zich droeg. De reportage eindigde met de herinnering dat om acht uur een herhaling werd uitgezonden van de dramatisering van Nan Sheridans dood uit de reeks Waargebeurde misdrijven.
Darcy drukte nijdig op de uit-knop van de afstandsbediening. ‘Het had niets te maken met roof,’ zei ze hardop. ‘En evenmin met een imitatiemoord. Wat ze ook beweren, het had alles te maken met een contactadvertentie.’
Vince d’Ambrosio zou ongetwijfeld de identiteit achterhalen van een aantal mensen met wie Erin een afspraak had gemaakt, maar Erin zou voor het eerst een ontmoeting hebben met de man die zichzelf Charles North noemde en hij was niet komen opdagen. Stel dat hij niet binnen was geweest en haar bij de deur had opgewacht? Stel dat hij een van de mannen was, aan wie ze een foto had gestuurd? Stel dat hij had gezegd: ‘Erin Kelley, ik ben Charles North. Ik zat vast in het verkeer. Het lijkt me hier nogal druk. Laten we ergens anders heen gaan.’ Het klinkt aannemelijk, dacht Darcy. Als er een seriemoordenaar rondloopt en als hij meer moorden op zijn geweten heeft, zal hij er nu niet mee ophouden. Wist ze nou maar op welke advertenties Erin daadwerkelijk had gereageerd, op welke advertenties ze namens hen beiden had gereageerd.