De telefoon rinkelde. Het was Doug, wederom klagend over die verwenste late vergaderingen van de afgelopen twee avonden. Vandaag was hij doodmoe, en ze waren nog steeds niet klaar met alles. Hij zou vanavond wel thuiskomen, maar laat. Héél laat.
‘Dat geeft niet, schat,’ zei Susan sussend. ‘Ik begrijp het volkomen.’
De landweg was smal, kronkelig en donker. Charley kwam geen enkele andere auto tegen. Zijn oprijlaan werd, op het punt waar hij de weg bereikte, nagenoeg aan het oog onttrokken door struikgewas. Een geheime en stille plek, ver verwijderd van nieuwsgierige ogen. Hij had het zes jaar geleden gekocht.
Een boedelverkoping. Boedelgeschenk was beter uitgedrukt. Het huis had toebehoord aan een excentrieke vrijgezel, die het uit liefhebberij zelf had gerenoveerd.
Het was gebouwd in 1902 en aan de buitenkant onopvallend. Bij de renovatie van het interieur was de gehele begane grond omgebouwd tot één open ruimte, compleet met keuken en open haard. Een vloer van brede eikenhouten planken was afgewerkt met vernis, dat satijnachtig glansde. De inrichting was Pennsylvanisch, eenvoudig en mooi. Charley had er een lange gestoffeerde bank met kastanjebruine bekleding aan toegevoegd, evenals een bijpassende stoel en een vloerkleed tussen de bank en de open haard.
De eerste verdieping was precies zoals hij hem had aangetroffen. Twee kleine kamers die waren omgebouwd tot één redelijk grote slaapkamer. Shaker-meubilair, een bed met een gebeeldhouwd hoofdeinde en een hoge kast. Beide vervaardigd van grenen. In de gemoderniseerde badkamer was de oorspronkelijke badkuip, losstaand en op klauwpoten, intact gelaten. Alleen het souterrain was anders. De vriezer − tweeënhalve meter lang − die geen gram voedsel meer bevatte. De vriezer waarin hij, zo nodig, de lijken van de vrouwen bewaarde. Hier hadden ze, de ijsmaagden, gewacht totdat hun graven werden gespit onder de warmende stralen van de voorjaarszon. In het souterrain bevond zich ook een werkbank... de werkbank met daarop een stapel van tien schoenendozen. Er was er nog maar eentje die versierd moest worden.
Een bekoorlijk huis, verscholen in de bossen. Tot twee jaar geleden, toen hij over Nan was gaan dromen, was hij nooit met iemand hier geweest. Tot op dat moment was het bezit van het huis hem voldoende. Als hij wilde ontsnappen, was dit zijn toevluchtsoord. De afzondering. De mogelijkheid om te doen alsof hij met mooie vrouwen danste. Hij draaide dan oude films op de video, films waarin hij Fred Astaire werd en danste met Ginger Rogers en Rita Hayworth en Leslie Caron. Hij volgde Astaires gracieuze bewegingen tot hij in al zijn passen kon meegaan en de manier waarop Astaire zijn lichaam wendde, kon nabootsen. Altijd voelde hij Ginger en Rita en Leslie en Freds andere partners in zijn armen, met devotie in hun ogen, genietend van de muziek, genietend van de dans...
Toen, twee jaar geleden, was het op een dag voorbij. Midden in de dans verdween Ginger geleidelijk en was Nan weer in Charleys armen. Precies zoals nadat hij haar had gedood, walsend op het joggingpad, haar lichte, ranke lichaam gemakkelijk hanteerbaar, haar hoofd bungelend op zijn schouder. Bij het terugkeren van die herinnering was hij naar het souterrain gehold, had de met lovertjes versierde dansschoen en de Nike die hij aan haar voet had gelaten, uit de schoenendoos gepakt en ze in zijn armen gewiegd terwijl hij danste op de muziek uit de stereo. Het was alsof hij weer met Nan was, en hij had geweten wat hem te doen stond.
Eerst had hij een verborgen videocamera opgesteld, zodat hij ieder moment van wat ging gebeuren opnieuw kon beleven. Vervolgens had hij, een voor een, de vrouwen meegenomen naar het huis. Erin was de achtste die hier zou sterven, maar ze zou niet in het beboste terrein rondom het huis bij de anderen komen te liggen. Vannacht zou hij Erins lichaam wegbrengen. Hij wist al precies waar hij haar zou neerleggen.
De stationcar reed geruisloos over de oprijlaan naar de achterkant van het huis. Hij stopte voor de stalen deuren die naar het souterrain leidden.
Charleys ademhaling kwam nu in korte, opgewonden stoten. Hij stak zijn hand uit om de achterklep van de stationcar te openen, maar bleef toen besluiteloos staan. Al zijn instincten waarschuwden hem niet te talmen. Hij moest Erins lichaam uit de vriezer halen, het naar de wagen brengen, terugrijden naar de stad en het achterlaten op het afgelegen laadperron aan 56th Street, grenzend aan de West Side Highway. De gedachte om de videofilm van Erin te bekijken, om nog één keer met haar te dansen, was echter onweerstaanbaar.
Charley liep vlug om het huis heen naar de voordeur, ging naar binnen, knipte het licht aan en haastte zich de kamer door naar de videorecorder, zonder de moeite te nemen zijn overjas uit te trekken. Erins band lag op de kast, boven op de andere. Hij schoof hem in het apparaat en ging met een verwachtingsvolle glimlach op de bank zitten. De band begon te draaien.