Toen zij en Erin erin hadden toegestemd om de contactadvertenties te beantwoorden, hadden ze het systematisch aangepakt. Ze hadden goedkope briefhoofden laten maken, met bovenaan alleen hun naam. leder van hen had een favoriete foto van zichzelf uitgezocht om desgevraagd op te sturen. Ze hadden een vrolijke avond gehad met het samenstellen van brieven die ze niet van plan waren te versturen. ‘Ik hou van poetsen en boenen,’ had Erin voorgesteld. ‘De was doe ik met de hand. Dat is mijn grootste hobby. Ik heb het wasbord van mijn oma geërfd. Mijn nichtje wilde het ook hebben. Het veroorzaakte een grote familieruzie. Tijdens mijn menstruatie ben ik een beetje prikkelbaar, maar verder ben ik een prima mens. Laat gauw iets van je horen.’
Uiteindelijk hadden ze iets bedacht wat ze als redelijk aantrekkelijke reacties beschouwden. Toen Darcy naar Californië vertrok, had Erin gezegd: ‘Darce, ik verstuur die van jou ongeveer twee weken voordat je terugkomt. Ik zal het aanpassen aan de advertentie door hier en daar een zinnetje te veranderen.’ Erin bezat geen computer. Darcy wist dat ze de reacties op haar elektrische schrijfmachine typte, maar ze niet kopieerde. Ze schreef alle gegevens op in haar notitieboekje, dat ze in haar tas bewaarde: de antwoordnummers van de advertenties waarop ze reageerde, de namen van de mensen die haar belden en haar indrukken van de mannen met wie ze afspraakjes maakte.
Jay Stratton leunde met halfgesloten ogen achterover in de taxi. Uit de luidspreker achter zijn rechteroor dreunde rockmuziek. ‘Zet dat eens wat zachter, wil je?’ snauwde hij.
‘Hé, mag ik niet eens naar mijn eigen muziek luisteren?’ De chauffeur was voor in de twintig. In zijn nek hingen verwarde haarslierten. Hij keek over zijn schouder, zag de uitdrukking op Strattons gezicht en draaide met een binnensmonds gemompel het geluid zachter.
Stratton voelde zweetdruppels in zijn oksels kruipen. Hij moest dit listig aanpakken. Zijn hand betastte zijn jaszak. In zijn portefeuille bevonden zich de ontvangstbewijzen die Erin hem had gegeven voor de Bertolini-juwelen en voor de diamanten die hij haar vorige week had overhandigd. Darcy Scott klonk intelligent. Hij mocht niet de geringste argwaan opwekken.
De nieuwsgierige conciërge had hem vermoedelijk opgewacht. Hij stond in de hal toen Stratton arriveerde en herkende hem kennelijk. ‘Ik zal u boven brengen,’ zei hij. ‘Het is de bedoeling dat ik erbij ben als ze de kluis opent.’
Stratton vloekte inwendig toen hij achter de gedrongen figuur de trap op liep. Hij had geen behoefte aan twee getuigen. Toen Darcy de deur voor hen opendeed, lag er een vriendelijke, enigszins bezorgde uitdrukking op Strattons gezicht. Hij had zich voorgenomen een geruststellende toon aan te slaan, maar de ongerustheid in Scotts ogen waarschuwde hem voor banaliteiten. In plaats daarvan was hij het met haar eens dat er iets vreselijk mis moest zijn.
Pientere meid, dacht hij. Darcy had de cijfercombinatie kennelijk uit haar hoofd geleerd. Ze was niet van plan iemand te laten weten waar Erin die bewaarde. Ze had een pen en een blocnote bij de hand. ‘Ik wil alles wat erin ligt specificeren.’
Stratton ging opzettelijk met zijn rug naar haar toe staan toen ze de combinatie draaide en hurkte vervolgens naast haar neer terwijl ze de deur opende. De kluis was vrij diep. Op de planken lagen dozen en zakken.
‘Zal ik je alles aangeven?’ stelde hij voor. ‘Dan geef ik een beschrijving van de inhoud en jij noteert het.’
Darcy aarzelde, maar realiseerde zich toen dat het een redelijke suggestie was. Hij was de juwelier. Zijn arm streek langs de hare. Intuïtief schoof ze een eindje opzij.
Stratton keek over zijn schouder. Een geërgerd kijkende Boxer stak een sigaret op en keek om zich heen, vermoedelijk speurend naar een asbak. Het was Strattons enige kans. ‘Ik geloof dat Erin het halssnoer in dat fluwelen doosje bewaarde.’ Hij stak zijn hand naar binnen en stootte daarbij opzettelijk tegen een klein doosje, dat op de grond viel.
Darcy schrok bij het zien van de glinsterende edelstenen, die zich om haar heen verspreidden, en haastte zich ze op te rapen. Even later begon Stratton, onder verwensing van zijn onoplettendheid, haar te helpen. Ze zochten de vloer grondig af.
‘Volgens mij hebben we alles,’ zei hij. ‘Dit zijn halfedelstenen, bestemd voor namaaksieraden. Wat belangrijker is...’ Hij opende het fluwelen doosje. ‘Het Bertolini-halssnoer.’
Darcy staarde naar het prachtige sieraad. Smaragden, diamanten, saffieren, maanstenen, opalen en robijnen waren gevat in een doorwrocht patroon, dat haar deed denken aan de middeleeuwse juwelen die ze op portretten in het Metropolitan Museum had gezien.
‘Schitterend, hè?’ zei Stratton. ‘Je begrijpt zeker wel waarom de bedrijfsleider van Bertolini zo overstuur raakte bij de gedachte dat er iets mee gebeurd zou zijn. Erin heeft opmerkelijk veel talent. Ze is er niet alleen in geslaagd een zetting te creëren waarin deze edelstenen tien keer zoveel waard lijken als ze toch al zijn, maar ze deed het ook nog in de Byzantijnse stijl. De familie die het halssnoer bestelde, kwam oorspronkelijk uit Rusland. Deze edelstenen waren de enige kostbare bezittingen die ze konden meenemen toen ze in 1917 vluchtten.’