‘Ik heb er één gevonden,’ zei hij.
Ik fronste mijn wenkbrauwen en keek hem afwachtend aan.
‘Bent u bekend met hekserij?’
‘Zullen we even serieus doen?’ zei ik verontwaardigd.
Hij grijnsde. ‘Nee dus,’ zei hij. ‘Niet dat ik het van u had verwacht. Maar u wist ook niet dat het bestond?’
Ik had er wel eens iets over gezien in een of ander tv-programma, maar ik had er verder nooit aandacht voor gehad.
‘Loopt er een heks rond in de Domkerk?’ Ik vroeg het geloof ik nogal spottend, want hij stak een belerend vingertje op.
‘Wicca,’ zei hij. ‘Witte hekserij. Geen zwarte magie, maar positieve energie. En met gebruik van rituelen, die zijn belangrijk. En de persoon op wie ik doel, loopt niet alleen in de Domkerk rond, maar zelfs in uw koor.’
‘Belachelijk.’ Het was eruit voor ik er erg in had.
‘Toch is het zo.’
‘Wie dan?’
Hij hield even in maar bleef me strak aankijken: ‘Mevrouw Aldewereld,’ zei hij toen.
Het duurde even voor tot me doordrong dat hij Maria bedoelde, en ik was perplex.
‘Maria?’ zei ik, en mijn stem schoot uit. ‘Een heks?’
‘Officieel lid van een kring.’
Ik dacht onwillekeurig aan een kring vliegenzwammen in een herfstbos. Maria in een heksenkring, niet te geloven. Wat zou haar meneer daarvan vinden?
‘Met die wetenschap ben ik naar haar toe gegaan,’ zei Posthumus.
‘Ho, ho eens even.’ Ik stak een hand op. ‘Witte magie, zei u toch? Positieve energie?’
‘Precies.’
‘Nou dan?’
‘Denkt u dat gelovige mensen tot niets kwaads in staat zijn?’
Ik moest toegeven dat dat niet zo was. Ik was zojuist tot dezelfde conclusie gekomen, toen ik over de Domkerkgemeente had nagedacht.
‘Mevrouw Aldewereld heeft geen alibi,’ zei hij. ‘Ze heeft verklaard dat ze alleen thuis was, dat weekeinde. Haar man was naar een congres. Ze is niet gebeld, er is niemand op bezoek geweest. Niemand kan bevestigen dat ze thuis was.’
‘Ja, neem me niet kwalijk.’ Ik was half overeind gekomen, maar zakte weer terug op mijn stoel. Ik voelde een sterke behoefte om Maria te verdedigen. ‘Er zijn er zoveel zonder alibi,’ zei ik. ‘Maar er moet toch wel meer zijn om iemand te verdenken. Een motief bijvoorbeeld.’
‘Een motief.’ Hij knikte. ‘Daar slaat u de spijker op zijn kop. De wijze waarop het slachtoffer op die grafzerk was gelegd, ziet u, die houdt me bezig.’
‘Nou, ik vind dat lijntje naar haar lidmaatschap van een heksenkring wel erg dun, moet ik zeggen.’
‘Ik moet elke mogelijkheid openhouden.’
Ik knikte. Dat zeggen ze in tv-series ook altijd.
‘Maar ja, als ze echt thuis was, kan ze het niet gedaan hebben, natuurlijk,’ zei hij. ‘Tenzij ze het van een afstand heeft kunnen doen, met behulp van magie. Maar dat acht ik onmogelijk.’ Hij zei het met een doodernstig gezicht.
Dit meende hij niet! Ik schoot bijna in de lach.
‘Zou u kunnen leven met de gedachte dat zij wellicht de dader is?’ vroeg hij.
‘Absoluut niet.’ Ik schudde gedecideerd mijn hoofd. ‘Geen sprake van.’
‘Waarom niet?’
‘Daarvoor waren Vincent en Maria te close.’
‘Dat zei uw dirigent indertijd ook al. Wist haar echtgenoot dat?’
Ik tilde mijn handen op. ‘Die ken ik helemaal niet,’ zei ik. ‘We zien hem haast nooit.’ Ik haalde hem voor me. Een lange man, strak in het pak, bril met dun gouden montuur. Een merkwaardige combinatie: hij met een witte heks.
‘Ja, als hij wist dat zijn vrouw iets had met meneer Brinkhof…’
‘Hij was homo.’
‘Meneer Storm, u moest eens weten wat ik allemaal tegenkom.’
‘Maar dan nog lijkt het me geen motief voor zoiets bruuts.’
‘Ik moet elke…’
‘Mogelijkheid openhouden,’ vulde ik aan. ‘Maar het kan helemaal niet. Hoe kan hij na sluitingstijd nog in de kerk zijn geweest?’
‘Daar hebt u een punt.’ Hij knikte, maar in gedachten zag ik Posthumus weer bij Maria op de stoep staan. Deze keer om haar man een paar vragen te stellen.
‘Maar goed, ik moet ook nog andere scenario’s openhouden. En daarom kom ik nog maar weer eens naar u.’
‘Voor niks,’ zei ik.
Hij glimlachte. ‘Ik moest gisteren opeens denken aan die foto’s die u hebt gemaakt. Toen u op het dak was.’
‘O?’
‘Ja, het is misschien niet heel erg voor de hand liggend. Maar alles wat in de omgeving van de kerk gebeurde op het tijdstip van de moord kan van belang zijn.’
Ik kon niets bedenken, maar de foto’s kon hij wat mij betreft zien. Al was het alleen maar om van iemand te horen hoe mooi ze waren.