Dat verbaasde me niet. Sjoerd was een ervaren innemer. Die kreeg je er niet zomaar onder.
‘Ja, en toen?’ vroeg Gert ongeduldig.
‘We zaten op een gegeven moment nog met zijn drieën aan een tafel, Vincent, Remmelt en ik, toen Remmelt opeens over zijn voorvader Anthony begon te brabbelen. Hij had het dus over een brief, die hij bezat. Een brief van Anthony.’
‘Deze?’ Gert wees naar de tafel.
‘We snapten er eerst niet zoveel van, maar later bleek het inderdaad om deze brief te gaan. Hij bleef er maar over doorgaan, weet je. Totdat hij letterlijk van zijn stoel viel.
‘Nou, nou, nou,’ zei ik. Ik kon me de steile Remmelt, met zijn pak en zijn kaarsrechte scheiding, dronken in de Florin, maar moeilijk voorstellen.
‘Dat zei die barkeeper ook.’ Sjoerd grijnsde. ‘Hij zei dat we hem maar snel naar huis moesten brengen. Dat hij dat niet kon hebben in zijn zaak. Nou, dat hebben we gedaan. We hebben een taxi gebeld.’
‘En hem thuis in zijn bed laten vallen,’ zei ik.
‘Uiteindelijk wel. Maar eerst hebben we er wat koffie in gegoten. We waren natuurlijk nieuwsgierig naar die brief.’
‘Heeft hij hem laten zien? Zomaar?’
‘Hij moest ervoor naar de boekenkast en hij lazerde twee keer om voor hij er was, maar hij heeft hem ten slotte gevonden. Er stond een raadsel in, zei hij. En misschien konden wij hem helpen. Omdat we muziekwetenschappen studeerden. Niet dat hij het woord muziekwetenschappen nog kon uitspreken, maar we snapten wat hij bedoelde.’
‘En toen?’ vroeg Gert weer.
‘Toen viel hij definitief om. We hebben hem op zijn bed gelegd, en hij was meteen totaal van de wereld. Er stond een kopieerapparaat bij zijn computer, dus we hebben die brief gekopieerd en zijn zo stil mogelijk vertrokken, Vincent en ik.’ Hij staarde voor zich uit, en hij was opeens helemaal geen onbezorgde student meer. Hij ademde diep in en uit en haalde zijn schouders op. ‘Het was een dolle avond,’ zei hij.
Gert stond op. ‘Er is iets wat ik niet begrijp,’ zei hij, terwijl hij naar het raam liep. ‘Waarom staan die twee raadsels op dat briefje? Wat hebben die met elkaar te maken?’
‘Dat van het lichaam van Christus heeft hij misschien opgeschreven om er elke keer aan herinnerd te worden,’ zei Sjoerd. ‘Vincent kon het niet uitstaan dat er een raadsel bestond waarvan hij de oplossing niet wist. Hij had het er de dagen daarna voortdurend over.’
‘Maar dat andere, van die interval?’
‘Dat was waarschijnlijk van hemzelf.’ Sjoerd haalde zijn schouders op. ‘Hij verzon toch altijd raadsels, dat weet je zelf ook.’
Gert knikte.
‘Maar die compositie is dus nooit gevonden,’ zei ik. ‘Dus dat is wel een bijzonder geheime plek, waar hij die heeft verstopt.’
‘Of hij heeft die helemaal niet verstopt.’ Sjoerd woog zijn lege bierblikje op zijn hand.
‘Maar dan zou er toch iets bekend moeten zijn van een compositie van hem, die eigenlijk van Sweelinck is. Heeft Wijborch sowieso ooit iets gecomponeerd?’
‘Niets van bekend.’
‘Nou dan.’
Gert draaide zich om. ‘Wie is er eerder doodgegaan?’ vroeg hij. ‘Sweelinck of Wijborch?’
‘Kijk,’ zei Sjoerd tevreden. ‘Dat is precies de vraag waar het om draait. Ze zijn allebei in hetzelfde jaar overleden, 1621 om precies te zijn. Anthony Wijborch in mei, en Sweelinck in oktober.’
‘Dus Wijborch ging te vroeg dood,’ zei ik. ‘Kantje boord, maar toch. Wel sneu.’
‘En die compositie is dus nooit boven water gekomen. Die ligt nog steeds op zijn geheime plek, als het goed is. Bij de eerste stap naar het lichaam van Christus. We weten alleen niet waar dat is.’
Het lichaam van Christus in de Domkerk. Ik ging de kerk in gedachten rond, ik kwam binnen door de hoofdingang aan het Domplein. Ik passeerde de kapellen aan mijn rechterhand, die van Van Veen en Van Montfoort, de laatste vanwege de opslag van de voorraden voor het theehuis ook wel oneerbiedig ‘de Soepkapel’ genoemd. Geen lijntje naar het lichaam van Christus in die hoek. Ook niet bij de doopvont, die dateerde van na de laatste restauratie. Vanaf de preekstoel met daarboven het orgel keek ik de kerk in. Aan de overkant lag wel een lichaam, in steen dan, maar dat was van baron Van Gendt.
Ik ging de kooromgang door. In de kapel van Diepholt was na de restauratie een muurschildering tevoorschijn gekomen van de gekruisigde Christus.
Dat was één.
Voorbij de deuren naar de winkel en het theehuis was een reliëf aangebracht van de kruisiging, maar dat zat er ook nog maar kort, en het was een leenstuk van het Catharijneconvent.
Dan de straalkapellen, en daar was het Heilige Graf: een afbeelding van het liggende lichaam van Christus, na de afname van het kruis.