“Ben je met een ander naar bed geweest toen hij nog leefde?”
Marianne was diep verontwaardigd. “Nee, natuurlijk niet!”
“Dan ben je hem niet ontrouw geweest,” zei Penelope. “Luister nu eens goed, Marianne. We hebben allemaal van onze mannen gehouden, en we zouden ze nooit ontrouw zijn geweest als ze waren blijven leven. Maar ze zijn er niet meer. We zijn niet meer aan ze gebonden. Ikzelf heb absoluut niet het gevoel dat ik Gosforths nagedachtenis heb besmeurd omdat ik drie jaar na zijn overlijden een minnaar heb genomen. En ik geloof nooit dat David zou willen dat jij je hele leven in eenzaamheid sleet.”
“Daar ben je te jong voor,” zei de hertogin.
Ondanks Penelopes logica was Marianne toch niet helemaal overtuigd. Om te beginnen voelde zij zich nog wél aan David gebonden. Dat zou altijd zo blijven. Maar het was ook niet haar bedoeling om van haar leven een schrijn voor David te maken. Ze miste hem, ze had verdriet om hem, maar ze vond het wel fijn dat ze nog leefde. Ze leidde een vol, tevreden bestaan en verdeelde haar tijd tussen haar vrienden, haar liefdadigheidswerk en het uitgaansleven. Maar ze wilde eventueel wel toegeven dat het niet echt zo voldoeninggevend was als zou kunnen. Ze keek naar Penelopes stralende gezicht.
“Misschien heb je wel gelijk,” zei ze. “Ik heb het gewoon nog nooit van die kant bekeken. Ik hoop dat je me wat tijd gunt om erover na te denken. Ik zou trouwens niet weten hoe ik het aan zou moeten pakken.”
De hertogin glimlachte naar haar. “Gewoon een kwestie van de juiste man vinden.”
“Wel gemakkelijker gezegd dan gedaan,” merkte Beatrice op.
“Nu ja, ik bedoel alleen maar dat je niet zomaar de eerste de beste moet nemen,” zei de hertogin geamuseerd. “Om te beginnen zou ik eens goed om me heen kijken, op onze bals bijvoorbeeld. Als je een aantrekkelijke man ziet, moet je hem recht in de ogen kijken. Als hij terugkijkt op een manier waar je tenen van gaan krommen, is hij een goede kandidaat.”
“O hemel,” zei Grace.
“De meest voor de hand liggende kandidaten zijn natuurlijk de mannen die bekend staan om hun avontuurtjes, de bekendste verleiders,” zei Penelope. “Cazenove en Rochdale.” Haar ogen glommen van opwinding. “Wie biedt?”
Adam Cazenove? O nee, niet Adam. Dat was Mariannes allerbeste vriend. Hoewel hij door de jaren heen een hele reeks minnaressen had gehad, was het nu opeens raar en onaangenaam om hem in gedachten samen te zien met Penelope of Beatrice.
“Wees voorzichtig, lieverd,” zei de hertogin. “Lord Rochdale is eigenlijk niet discreet genoeg, vind ik, en hij gedraagt zich ook niet altijd even fatsoenlijk, heb ik me laten vertellen. Aan de andere kant schijnt hij wel heel bedreven te zijn in de slaapkamer.”
Het zou Marianne niet verbazen als Wilhelmina daar persoonlijk ervaring mee had.
“Als je het mij vraagt, is Cazenove een veel betere kandidaat,” ging de hertogin verder.
Grote genade. Had Wilhelmina ook ervaring met Adam? Marianne kreeg een beeld voor ogen van zijn prachtige handen op het lichaam van de hertogin, en van haar slanke vingers in zijn lange haar. Ze rilde.
“Hij zou met name geschikt zijn voor jou, Marianne,” zei de hertogin. “Dat wil zeggen, als je toch besluit om mee te doen.”
Marianne lachte hardop bij het idee. “Ja, hij woont inderdaad pal naast me, dus dat zou handig uitkomen, maar hij is ook een intieme vriend, en ik zou er niet over piekeren om die vriendschap te beschamen. Hij ook niet.”
Adam Cazenove en David waren elkaars beste vrienden geweest, meer nog eigenlijk, bijna broers. Ze hadden de twee aan elkaar grenzende huizen in Bruton Street tegelijkertijd gekocht, vlak na Davids huwelijk met Marianne. De balkons aan de achterkant op de eerste verdieping liepen in elkaar over, en de twee mannen hadden er een gewoonte van gemaakt om over het afscheidingshek te klimmen als ze zin hadden in een glas wijn, een maaltijd, een spelletje kaart of alleen maar een goed gesprek.
Adam was door de jaren heen net zo bevriend geraakt met Marianne, en was dat na Davids dood ook gebleven. Hij klom ook nog steeds over het hek om haar in haar privézitkamer op te zoeken. Het leek wel of dat kwajongensgedrag de herinnering aan David voor hem levend hield. Marianne kon zich de laatste keer dat Adam door de voordeur was binnengekomen niet meer herinneren.
Maar om hem als minnaar te nemen? Uitgesloten. Hij was een buitengewoon aantrekkelijke man en ze voelde enorm veel genegenheid voor hem, maar ze had vaak genoeg naar zijn verhalen over zijn liefdesaffaires geluisterd om te weten dat zij helemaal niet het soort vrouw was dat hij aantrekkelijk vond. Nog afgezien van het feit dat hij haar als een soort zusje beschouwde. Nee, hij was een veel te goede vriend om in aanmerking te komen als minnaar.