Minnaar gezocht
Hoofdstuk 1
Londen, april 1813
“Waar ik me van de winter mee bezig heb gehouden?” In de helderblauwe ogen waarmee Lady Gosforth de andere dames in het vertrek aankeek, blonken pretlichtjes. “Met iets heel leuks, dat kan ik jullie wél vertellen. Ik heb een minnaar genomen.”
De andere bestuursleden van het Charitatieve Weduwenfonds hapten hoorbaar naar adem en er viel een verbijsterde stilte. De eerste vergadering van het Seizoen was compleet ontregeld.
Grace Marlowe, de gastvrouw van de vergadering en voorzitster van het Fonds, morste met de thee die ze net aan het inschenken was en haar wangen kleurden een geschokt roze. Ze zette haastig en met enig gekletter de theepot op zijn onderstel terug en sloeg haar hand voor haar mond. De ogen van Lady Somerfield, een opvallende, roodharige schoonheid van midden dertig, werden groot van verbazing en haar mond viel open. Ze kneep zo hard in de suikertang die ze toevallig vasthield dat het suikerklontje erin tot gruis werd verbrijzeld. De hertogin van Hertford, een knappe vrouw van onbestemde leeftijd met goudblond haar dat wellicht niet helemaal van nature zo prachtig glansde, verbeet een glimlach.
Mevrouw Marianne Nesbitt, met negenentwintig jaar het jongste bestuurslid, keek alsof ze het in Keulen had horen donderen. Dit was helemaal geen onderwerp dat gewoonlijk bij een gezellig kopje thee besproken werd. Op een ander moment trouwens ook niet, althans Marianne had het nog nooit eerder meegemaakt. En ze had het zeker niet verwacht bij een groepje keurige weduwen die tezamen het bestuur van een liefdadigheidsinstelling vormden.
De bestuursleden waren allemaal bemiddelde vrouwen die zich in de allerhoogste kringen bewogen, waar ze stuk voor stuk, of althans bijna stuk voor stuk, werden beschouwd als toonbeelden van deugd en waardigheid. Voordat ze zich wijdden aan het plannen van hun jaarlijkse reeks liefdadigheidsbals hadden ze deze eerste vergadering gebruikt om over van alles en nog wat bij te praten. Ze hadden het gehad over logeerpartijen en familiebijeenkomsten, over de feestdagen en jachtpartijen, over kinderen en gemeenschappelijke vriendinnen. Maar niet over minnaars.
Lady Gosforth, een leuk uitziende vrouw van een jaar of dertig met een dikke bos kastanjebruine krullen, sloeg haar ogen ten hemel en klakte met haar tong. “O, kijk niet zo geschokt, zeg! Het lijkt wel of ik een moord gepleegd heb, verdorie! Het is geen misdaad, hoor, om een minnaar te nemen!”
Marianne was de eerste van het groepje die weer genoeg bij haar positieven kwam om iets terug te kunnen zeggen. “Nee, natuurlijk niet, Penelope. Je hebt ons er alleen wat mee overvallen, dat is alles.”
“Dat is een privé-zaak,” fluisterde Grace beverig terwijl ze ondertussen de gemorste thee wegveegde. “Over dat soort dingen horen we het niet te hebben.”
“Zelfs niet met vriendinnen?” Penelope fronste haar wenkbrauwen en de pretlichtjes in haar ogen maakten plaats voor een teleurgestelde blik. “Het is natuurlijk geen nieuwtje dat ik overal rond zou willen bazuinen, maar ik dacht dat ik aan jullie toch wel kon vertellen hoe gelukkig ik ben. Ik móést het gewoon aan iemand kwijt.”
Marianne kreeg medelijden met haar vriendin. Ze legde haar hand even op die van Penelope. “Vertel ons er dan maar gauw alles over. Het moet wel een hele bijzondere man zijn, anders zou je je onafhankelijkheid niet voor hem willen opgeven.”
Penelope fronste haar wenkbrauwen. “Mijn onafhankelijkheid? Hoezo? Waar heb je het over?”
“We waren het toch allemaal met elkaar eens,” zei Marianne, “dat de financiële onafhankelijkheid die we als weduwen hebben een groot goed was? Geen van ons allen - en jij wel op de allerlaatste plaats, Penelope - stond te trappelen om de financiële touwtjes weer aan een nieuwe echtgenoot uit handen te geven. Maar dat doet er natuurlijk allemaal niet meer toe, neem ik aan, als je verliefd bent.”
“Wie heeft er hier iets over een echtgenoot gezegd?” vroeg Penelope. “Of over verliefd worden?”
“O!” zei Marianne. “Ik heb zonder meer aangenomen...”
“Als ik een man mee naar bed neem, betekent dat nog niet dat ik met hem ga trouwen, of dat ik verliefd op hem ben.”
Grace kreunde en haar fijne gezichtje vertrok van gêne. “Penelope! Alsjeblieft, zeg!”
Marianne glimlachte onwillekeurig om het ongemak dat Grace Marlowe uitstraalde. Ze was de weduwe van een bisschop en dientengevolge een toonbeeld van kuise keurigheid. Die vond ongetwijfeld alleen al het noemen van een man en een bed in een en dezelfde zin meer dan schandalig.
Penelope klakte nog een keer met haar tong. “Wees toch niet zo’n Kuise Ka, Grace! Het komt soms echt voor dat vrouwen minnaars nemen, hoor.”
“Ja, andere vrouwen,” zei Grace. “Wij niet.”