Verbitterd haalde hij telkens weer jeugdherinneringen op. Zoals die keer toen hij acht was en de hoofdrol in een schooluitvoering had, maar zijn ouders helemaal in beslag werden genomen door het feit dat Zachary bij de marine was gegaan. Gedurende de eerstvolgende vier jaar hadden zijn ouders, ook al was Cutter nog zo populair, ook al werd hij jeugdkampioen tennissen van Massachusetts, elke minuut van elke dag alleen maar gewacht op bericht van hun zoon de oorlogsheld, de jachtvlieger. En toen de oorlog afgelopen was, hadden ze zich toen eindelijk eens met Cutter bemoeid? Nee. Nooit. Wat de tienerjongen ook deed, het zonk in het niet bij een brief van Zachary vol verhalen over een tijdschrift dat hij in New York ging uitgeven, of bij een nummer van het tijdschrift zelf. Cutter Amberville was er altijd zo van overtuigd geweest dat Zachary alles opslorpte wat de moeite waard was, dat hij nors en gesloten werd en zijn ouders buitensloot. De donkere, alomtegenwoordige schaduw van zijn broer had hem, daarvan was Cutter zeker, de liefde en de aandacht ontroofd die hem rechtens toekwamen. Zijn ouders hadden hem opzij geschoven, naar de marge van hun leven, en hij beschouwde de goedgeefsheid van zijn broer als botten die een hond krijgt toegeworpen. Hoe meer Zachary hem gaf, hoe meer Cutter hem verschuldigd was, hoe meer Cutter zijn broer verschuldigd was, hoe meer hij hem ging haten, met een felle, nooit aflatende haat die dieper ging dan welke liefde ook, een haat die alleen kan ontstaan uit vroeg gewekte, nooit uitgesproken afgunst van de ene broer voor de andere.
Op de universiteit sprak Cutter zo min mogelijk over zijn familie. Hij piekerde er ook niet over te vertellen dat zijn collegegeld werd betaald door een werkende moeder en een broer die redacteur was van een tijdschrift met een naam waarvoor Cutter zich schaamde. Hij legde zich helemaal toe op het vergroten van zijn populariteit bij zijn studiegenoten. Op een leeftijd waarop egocentrisch snoeven gebruikelijk is, cultiveerde hij zijn aanleg voor het stellen van subtiele vragen en hij ontdekte hoeveel macht iemand die wil luisteren en bewonderen kan uitstralen. Hij liet zich leiden door zijn wrok. Hij was goed in allerlei takken van sport, maar zorgde ervoor dat zijn cijfers nooit boven het gemiddelde uitkwamen. Het duurde niet lang of hij was een volleerde diplomaat die alleen omgang zocht met jongens wier ouders zowel welgesteld als invloedrijk waren. Zijn knappe uiterlijk werd vervolmaakt door een aangeboren kracht en distinctie. Hij kon iemand recht aankijken met een oprechte uitdrukking in zijn blauwe ogen en hij had erop geoefend niet te vaak gebruik te maken van die aangeleerde glimlach die zo onweerstaanbaar natuurlijk bleef. Zachary was trots op zijn serieuze, opvallend knappe broer, ofschoon er merkwaardig weinig was waarover hij met hem kon praten die weinige keren dat ze elkaar zagen, want zijn broer logeerde in de schoolvakanties en de weekends steevast bij mensen die de jonge Cutter Amberville als een uitermate welkome gast beschouwden.
Op een maandag in de herfst van 1948 kwam Nathan Landauer jr. Zachary's kantoor binnen met een mengeling van afwachtende blijdschap en intense verlegenheid op zijn vriendelijke gezicht.
'Zack, ik heb een meisje leren kennen,' prevelde hij. 'Zaterdag, bij een voetbalwedstrijd. Ze was met een knul die je familie in Andover kent. Ze vond niets aan die vent, dus ik heb hem zover gekregen dat hij opkraste.'
'New York heeft een miljoen meisjes en jij kent minstens de helft van hen. Wat is er zo bijzonder aan dit meisje?' vroeg Zack, terwijl hij zijn voeten op zijn bureau legde. 'Alles. Ze is volmaakt. Ik heb haar zelfs de naam van ons tijdschrift verteld, de echte naam, bedoel ik.' 'En heeft ze zich niet bescheurd?'
'Nee, helemaal niet. Ze vond het erg interessant, en ook een beetje raar dat ik de uitgever ben van het Maandblad voor de fourniturenhandel en jij de redacteur en dat zij en ik elkaar nooit eerder hadden ontmoet. Ze zei dat je ons vast met opzet bij elkaar uit de buurt had gehouden. Is dat zo, Zack? Waarom heb je ons nooit aan elkaar voorgesteld?' 'Jou voorgesteld? Aan wie dan?' 'Aan Minnie!' 'Minnie? Welke Minnie?'
'Je zusje Minnie. Het mooiste, het liefste, het... Waarom heb je me nooit iets over haar verteld? Ik dacht dat ik je beste vriend was.'
'Nooit aan gedacht. Ze is nog maar een kind, net achttien, en jij bent een vieze oude marineklant die altijd meteen de koffer in wil duiken.'
'Ik ben een vieze oude marineklant geweest. Ik heb mijn leven gebeterd. Zack, koop mijn helft van het Maandblad. Je mag het voor een grijpstuiver hebben.'
'Ben je gek? Waarom zou je het verkopen? Het blad is een goudmijn, met al die advertenties, de nieuwe abonnementen en de lage productiekosten.'
'Weet ik, maar ik hou er niet van zaken te doen met familie... dan verlies je gegarandeerd een vriend.' 'Familie? Wacht 's even. Denk je dat dat zomaar gaat? Heeft Minnie hier niets in te zeggen?'