‘Veel, hè?’ Bernie glimlachte trots. ‘Ik verkoop de groente op de boerenmarkt. Zo vul ik mijn pensioen een beetje aan. Ik moet natuurlijk wel op grote voet kunnen blijven leven.’
‘Jij? Ik geloof er niks van,’ zei Brian. ‘Maar als je ooit krap bij kas zit, dan...’
Bernie hief zijn hand op. ‘Geen sprake van. Jij hebt twee dochters die je moet onderhouden en bovendien heb ik nog nooit van mijn leven mijn hand hoeven ophouden.’
‘Dat weet ik,’ zei Brian. ‘Maar mocht je ooit iets nodig hebben, dan kun je altijd bij me aankloppen.’
Bernie schudde zijn hoofd en liep handenwrijvend zijn tuin in. ‘Zal ik jullie wat koolraap meegeven?’
Terwijl Brian en Bernie bespraken welke groente ze mee naar huis zouden nemen, liep Harper naar de plek tussen de bomen waar de hut zou moeten zijn. Ze had hier altijd het gevoel alsof ze een toverwoud betrad.
Vroeger had ze met Gemma tussen de bomen door gerend. Dan deden ze alsof ze door een of ander sprookjesmonster achterna werden gezeten. Dat waren haar mooiste jeugdherinneringen. Bijna altijd was Gemma degene die op een zeker moment bleef staan om het monster tegemoet te treden.
Harper verzon de spelletjes. Ze verzon dat het monster hen allebei wilde pakken om brood van hen te maken. Tot in detail beschreef ze aan Gemma hoe griezelig het beest eruitzag.
Maar Gemma wist het monster altijd te overmeesteren. Ze sloeg er met een stok naar, die eigenlijk een toverzwaard was. Of ze gooide met stenen naar het monster.
Terwijl Harper tussen de bomen door liep, stak er een bries op die naar de zee en dennennaalden geurde. Een onder de bomen verdwaalde veer werd omhooggeblazen. Harper bukte zich om hem op te rapen.
Het was een verbazingwekkend grote veer, ongeveer zes centimeter breed en ruim zestig centimeter lang. Hij was diepzwart, inclusief de schacht in het midden.
‘Aha, je hebt een veer gevonden,’ zei Bernie.
Harper draaide zich om. ‘Waar is die van?’ vroeg ze.
‘Van een enorm grote vogel.’ Voorzichtig liep hij tussen de groente naar haar toe. ‘Laatst vloog hij boven mijn huis. Ik had zoiets nog niet eerder gezien.’
‘Wat denk je dat het is?’ vroeg Harper.
‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij. ‘Ik dacht eerst dat het een vliegtuig was, maar de vleugels fladderden en er viel een veer omlaag.’
‘Ik wist niet dat er hier van die grote vogels waren,’ zei Brian. ‘Zou het een condor zijn geweest?’
‘Mijn ogen zijn niet meer zo goed als vroeger,’ zei Bernie, ‘maar ook de geluiden die het beest maakte waren vreemd. Die geluiden hoor ik wel vaker op het eiland. Een eigenaardig gesnater. Eerst dacht ik dat de meeuwen hadden geleerd hoe ze moesten lachen, maar ik begreep al snel dat dat niet klopte.’
‘Wie weet heb je een nieuwe vogelsoort ontdekt,’ zei Brian met een glimlach. ‘Dan noemen we hem Bernie. Naar jou.’
Bernie lachte. ‘Dat zou me wat zijn.’ Hij liep zijn tuin weer in en ging, geholpen door Harper, verder met het oogsten van zijn groente. Toen ze klaar waren, hadden ze een kruiwagen vol, die hij op de boerenmarkt kon verkopen.
Brian en Harper bleven nog een tijdje bij Bernie in de achtertuin zitten en haalden herinneringen op aan vroeger. Toen Bernie tekenen van vermoeidheid begon te vertonen, namen ze afscheid. Hij liep met hen mee naar de steiger en toen hun boot zich in beweging zette, bleef hij hen nog lang nawuiven.
22
Bekentenissen
Zodra Gemma van Alex hoorde dat Luke dood was, wist ze dat de sirenen er iets mee te maken moesten hebben. En ze besefte dat het bloed dat ze gedronken had van Luke moest zijn geweest. Het was het bloed van een sterveling dat Penn had gebruikt voor het drankje dat Gemma had moeten drinken om een sirene te worden. Ze moest bijna kokhalzen bij de gedachte.
Haar vermoeden werd bevestigd toen Alex haar vertelde waar ze het lijk hadden gevonden. Daarom was Thea meteen op de vlucht geslagen toen de politie bezig was het cipressenbos bij de baai uit te kammen.
Alex wist niets van haar vermoedens. Hij had geen idee wat er precies was gebeurd en begreep niet hoe iemand een ander zoiets vreselijks kon aandoen. ‘Ik snap het echt niet,’ bleef hij maar uitroepen.
Gemma wist niet hoe ze daarop moest reageren. Ze kon moeilijk zeggen dat deze gruwelijke daad niet door een mens maar door een monster was gepleegd. Wat een sirene precies was, wist ze nog steeds niet maar dat ze intens slecht waren, was haar nu wel duidelijk.
Omdat ze Alex moest troosten, had ze geen tijd om aan zichzelf te denken of zich af te vragen of ze zelf ook een slechte sirene was. Dat was het enige positieve punt. Het belangrijkste was dat Alex zich beter voelde. Daar stak ze al haar energie in.
Alex huilde niet. Hij zat met een strak gezicht voor zich uit te kijken. Zijn blik was afwezig.