‘Geneer je niet,’ zei Penn lachend.
Ze liep weg en bij de rotswand rommelde ze even in een tas. Vanuit haar ooghoek zag Gemma dat ze er een slipje en een jurk uit haalde.
‘We hebben ook kleren voor jou,’ zei Lexi die ook uit het water was gekomen. ‘Wees maar niet bang.’
Na Lexi kwam Thea uit het water. Gemma wachtte tot ze alle drie aangekleed waren voordat ze er zelf uit kwam. Met de rug naar hen toe schoof ze de inham in. Haar staartvinnen schuurden over de rotsen. Toen ze net aan land was, trok de vertrouwde tinteling weer door haar onderlijf.
Ze liet haar handen over haar staart glijden en voelde de schubben onder haar vingertoppen bewegen.
‘Ongelofelijk,’ fluisterde ze, starend naar de huid van haar benen. ‘Hoe kan dat?’
‘Dat komt door het zoute water,’ zei Thea en wierp haar een jurk toe.
Gemma ving hem op en kwam overeind. Even was ze bang dat haar benen weer in een staart zouden veranderen, maar gelukkig stond ze stevig op de grond. Over haar topje heen trok ze de jurk aan en ze schopte de gescheurde shorts uit.
‘Niet alleen door het zoute water,’ verbeterde Penn haar. ‘Als je zout toevoegt aan kraanwater, gebeurt er niks. Het komt door de zee. In gewoon water kun je soms best al een paar verschijnselen voelen, maar alleen in zeewater kan de echte transformatie plaatsvinden.’
‘Als ik niet in een sirene getransformeerd was,’ vroeg Gemma, ‘dan was ik dus dood geweest?’
‘Dus wees maar blij,’ zei Thea. Ze ging in het midden van de grot op de grond zitten en begon een kampvuur te maken.
‘Je moet natuurlijk niet met een salto achterover het water in springen. Dat doet pijn,’ zei Lexi grinnikend. ‘Je moet duiken, gekkie.’
‘Hoe kon ik dat weten? Jullie hebben me er gewoon in geduwd.’ Gemma keek Penn boos aan. ‘Hadden jullie me niet eerder kunnen zeggen wat er zou gebeuren?’
‘Dan was de lol eraf.’ Penn knipoogde naar haar, alsof het allemaal een grapje was in plaats van een levensgevaarlijke actie.
Ineens laaide het vuur hoog op en vulde de donkere inham met licht. Penn, die er dichtbij zat, strekte haar lange benen uit en leunde achterover op haar ellebogen. Lexi kwam naast haar zitten terwijl Thea druk bezig was het vuur brandend te houden.
‘Jullie hebben me dit aangedaan,’ zei Gemma. Het klonk niet beschuldigend, want wat haar precies was aangedaan en of het een vloek of een zegen was, wist ze zelf eigenlijk niet. Tot dusver voelde het als een zegen, maar ze vertrouwde Penn nog steeds niet. ‘Waarom heb je me in een sirene veranderd?’
‘Tja, daar zit ’m nou net de kneep,’ zei Penn glimlachend.
‘Kom bij ons zitten.’ Lexi klopte op de grond naast haar. ‘Het is nogal een lang verhaal.’
Gemma bleef echter bij de monding van de inham staan. De golven klotsten tegen de rotsen en in de verte hoorde ze het geronk van motorboten. Verlangend staarde ze over het water. Het liefst was ze er weer ingedoken. De laatste keer dat ze er had gezwommen, had Penn haar bijna vermoord en nog maar een paar minuten geleden was ze over de rand van de klif geduwd. Dat viel moeilijk te rijmen met de geweldige ervaring van het zwemmen als sirene. Iets mooiers had ze tot nu toe in haar leven niet meegemaakt en het kostte haar dan ook de grootste moeite om te blijven waar ze was en te luisteren naar wat ze haar te vertellen hadden.
Het was onmogelijk om dichter naar het vuur toe te lopen. De lokroep van het water was zo krachtig dat ze er niet van los kon komen.
Toen Gemma geen aanstalten maakte, haalde Lexi haar schouders op. ‘Dan moet je het zelf maar weten.’
‘Het is inderdaad een lang verhaal,’ zei Penn. ‘Het begint in de tijd dat de wereld net bestond en goden en godinnen gewoon onder de mensen leefden.’
‘Goden en godinnen?’ herhaalde Gemma verbaasd.
‘Geloof je daar niet in?’ zei Thea. Ze lachte. Een droge, verbitterde lach die weerkaatste op de rotswanden. ‘Een paar minuten geleden had je nog een staart en toch twijfel je?’
Gemma sloeg haar ogen neer en zweeg. Thea had gelijk. Na alles wat ze de afgelopen dagen had gezien en gevoeld, konden ze haar alles wijsmaken. Ze had geen andere keus. Ze had geen enkele verklaring voor de bovennatuurlijke dingen die ze had meegemaakt.
‘Vroeger leefden de goden vaak op aarde tussen de gewone stervelingen. Ze hielpen de mensen met hun leven. Soms keken ze alleen maar toe en vermaakten ze zich met het lief en leed dat ze om zich heen zagen,’ vervolgde Penn. ‘Achelous was ook zo’n god. Hij was de god van al het water, het water dat het leven op aarde mogelijk maakte. In die tijd waren goden een soort popsterren. Ze hadden minnaressen bij de vleet. Achelous had diverse affaires met muzen.’