‘Hoi Gemma,’ zei Penn. Met haar donkere ogen wierp ze een verleidelijke blik naar boven.
‘Ga naar je kamer, Gemma,’ zei Harper die haar zus nu ook op de trap zag staan. ‘Ik stuur ze wel weg.’
‘Niet doen,’ zei Gemma haastig, maar haar stem klonk zo zacht dat het haar zelf verbaasde dat iemand haar kon horen.
‘Gemma, je hebt huisarrest,’ hielp Harper haar herinneren. ‘Ook al wil je nog zo graag, je mag de deur helemaal niet uit. Trouwens, ik geloof niet dat je dat echt wilt.’
‘Hou op met alles voor haar in te vullen,’ zei Penn op boosaardige toon. ‘Hoe weet jij nou wat zij wil?’
‘Op dit moment kan het me geen barst schelen wat ze wil. En nu wegwezen jullie.’
‘Wacht even, Harper.’ Gemma kwam de trap af. ‘Ik moet met ze praten.’
‘Nee!’ schreeuwde Harper vol weerzin. ‘Je mag niet met ze praten.’
‘Ik moet,’ hield Gemma vol. Ze slikte en keek Penn en Lexi aan. Ze hadden iets met haar gedaan. Ze was ervan overtuigd dat ze verantwoordelijk waren voor wat er met haar gebeurde. Dat betekende dat ze wisten wat het was en hoe het teruggedraaid kon worden. Gemma wilde het per se weten, maar toen Harper de deur dicht wilde doen, stak Penn in een flits haar hand tussen de deur en duwde hem weer open. Op haar gezicht lag een dreigende glimlach, waarbij iets te veel tanden te zien waren.
‘Sorry,’ zei Gemma ernstig. ‘Ik moet gaan.’ Ze glipte door de kier die Penn voor haar had gemaakt naar buiten.
‘Gemma!’ gilde Harper. ‘Je mag helemaal niet weg. Ik verbied het je.’
‘Je kunt me verbieden wat je wilt, maar ik moet gaan,’ zei Gemma, waarna Lexi een kameraadschappelijk bedoelde arm om haar heen legde.
Penn stond tussen Harper en Gemma in.
Aan het gezicht van haar zus kon Gemma zien dat ze op het punt stond om Penn aan te vliegen, maar het volgende moment draaide Harper zich naar haar toe.
‘Gemma,’ zei ze. Het klonk nu bijna hulpeloos. ‘Kom alsjeblieft naar binnen.’
Gemma schudde haar hoofd. ‘Sorry,’ zei ze en ze liep achter Lexi aan naar een auto die voor het huis geparkeerd was. ‘Ik ben zo terug,’ riep ze naar Harper. Even bleef ze staan om eraan toe te voegen: ‘En maak je geen zorgen.’
‘We zullen goed op haar letten,’ zei Penn geruststellend. Weer wierp ze haar die iets te brede glimlach toe.
‘Gemma!’ riep Harper terwijl Gemma naast Lexi op de achterbank schoof en Penn het portier achter haar dichtsloeg.
Thea zat achter het stuur te wachten, klaar om te vluchten alsof ze een bankoverval hadden gepleegd. Penn ging naast haar zitten.
Toen de auto zich in beweging zette, zag Gemma haar zus in de deuropening staan. Vervolgens keek ze naar Alex’ huis. De gele gloed uit zijn slaapkamerraam stak af tegen de donkere lucht.
Het volgende moment kruiste haar blik die van Penn in de achteruitkijkspiegel.
‘Wat zijn jullie?’ vroeg Gemma.
‘Heb nog even geduld,’ zei Penn glimlachend. ‘Als we bij de inham zijn, zullen we je haarfijn uitleggen wat we zijn.’
Gemma had altijd al willen weten hoe Penn en haar vriendinnen bij de grot in de inham kwamen. Thea reed helemaal om de baai heen, naar de andere kant van de inham. Daar parkeerde ze de auto achter een paar cipressen en stapten ze allemaal uit.
Het viel Gemma op dat ze hun schoenen in de auto lieten liggen. Als ze zelf haar schoenen niet vergeten was aan te trekken, zou ze dat ook hebben gedaan.
Zwijgend liepen ze over een paadje tussen de bomen. Het was bijna vollemaan.
Gemma’s hart klopte van opwinding. Ze was er niet helemaal van overtuigd of ze de juiste beslissing had genomen. Ze wist dat het gevaarlijk was om met het drietal mee te gaan, vooral na wat ze de laatste keer met hen had meegemaakt.
Maar als ze haar hadden willen vermoorden, zouden ze dat allang hebben gedaan. Om erachter te komen wat er met haar aan de hand was, moest ze simpelweg met hen mee. Zij alleen wisten het antwoord.
Toen ze bij een nogal steile, rotsachtige helling kwamen, duurde het even voordat Gemma besefte dat ze aan de achterkant van de inham waren. Ze verwachtte dat de meisjes haar een of andere verborgen ingang zouden wijzen zodat ze zonder nat te worden de grot konden bereiken, maar in plaats daarvan begonnen ze de helling te beklimmen.
‘Moet ik echt omhoog?’ vroeg Gemma. Ze was niet goed in klimmen en zag nergens iets waar ze zich aan kon vasthouden.
‘Je kunt het,’ verzekerde Lexi haar. Penn was al bijna boven.
‘Ik ben bang van niet.’
‘Je weet niet half wat je allemaal kunt.’ Lexi glimlachte. Zonder op Gemma te wachten begon ze aan de klim.
Gemma aarzelde niet lang meer en liep achter hen aan. Tot haar verbazing ging het haar net zo gemakkelijk af. Niet omdat ze beter kon klimmen, maar wel omdat ze sneller, sterker en behendiger was. Hoewel ze een paar keer bijna uitgleed, bleef ze wonderwel op de been.