Maar de patrouilleauto was er niet, en de voordeur was op slot.
Met een kreetje liep ze achteruit weg, bij de deur vandaan, tot ze tegen de balie van de receptioniste botste. Ze leunde ertegenaan om weer op adem te komen en te besluiten wat ze zou doen.
Plotseling werd haar enkel vastgepakt. Ze gilde het uit.
Toen ze naar beneden keek zag ze een mannenhand onder de balie vandaan komen. Maar voor ze ook maar kon proberen zich uit zijn greep te bevrijden, ontspanden de vingers zich en viel de hand levenloos op het smerige tapijt.
Struikelend over haar eigen voeten liep ze om de balie heen. Bij het zien van de gedaante die op zijn buik op de vloer lag bleef ze abrupt staan. Ze knielde neer, pakte de schouder van de man vast en draaide hem om.
John Rondeau kreunde. Hij knipperde met de ogen, maar ze bleven gesloten. Hij bloedde hevig uit een hoofdwond.
Er ging een blij gevoel door haar heen toen ze zijn naam hijgde. 'John. Alsjeblieft, wordt wakker. Alsjeblieft!' Ze gaf een flinke tik op zijn wang, maar hij kreunde opnieuw en zijn hoofd viel opzij. Hij was bewusteloos.
Net buiten het bereik van zijn uitgestrekte hand lag een officieel uitziende dossiermap. Ze las de naam die op het etiketje was getypt. Stanley Crenshaw.
Haar maag draaide om. 'O, mijn God.'
Stan? Was het al die tijd Stan geweest?
Waarom niet? dacht ze. Zijn onbekwaamheid kon een uitstekende vermomming zijn. Hij had de tijd en de gelegenheid gehad om de misdrijven te begaan. Overdag was hij vrij en ook 's avonds voor en na haar programma. Hij had net voldoende technische kennis om telefoontjes langs een andere route te sturen, was dol op elektronica en de meest geavanceerde snufjes. Hij had veel speeltjes, en ongetwijfeld zat daar ook fotoapparatuur tussen. Hij kon het zich makkelijk veroorloven en was aantrekkelijk genoeg om een op sensatie beluste tiener te verleiden.
Bovendien had hij zijn leven lang woede en wrok opgekropt, meer dan voldoende motivatie om een vrouw te vermoorden die hem had afgewezen. Met angstaanjagende helderheid besefte Paris dat ook zij hem vanavond had afgewezen.
'Er zal gauw hulp komen,' fluisterde ze tegen Rondeau. Hij reageerde niet, was nog steeds bewusteloos. De politieman was uitgeschakeld. Ze was in feite alleen.
Maar ze peinsde er niet over om te wachten tot Valentino haar vond. Ze ging hem zoeken.
Snel doorzocht ze Rondeaus kleren. Ze wist niet of computeragenten gewapend waren, maar ze hoopte van wel. Ze hield niet van wapens, walgde ervan, maar desnoods zou ze er een gebruiken om haar leven te redden.
Ze slaakte een zucht van verlichting toen ze een bobbel onder zijn jas voelde. Ze deed de jas open en ontdekte dat de holster die aan zijn riem was vastgemaakt leeg was.
Stan moest hetzelfde idee hebben gehad als zij. Hij was dus bewapend.
Na nogmaals Rondeau ervan te hebben verzekerd dat alles goed zou komen - ze hoopte dat het waar was - verliet ze voorzichtig de schijnveiligheid van de schuilplaats achter de balie.
Toen ze de hal verliet, deed ze het licht uit, hoewel ze besefte dat Stan het gebouw net zo goed kende als zij. De duisternis was dus niet langer een voordeel dat alleen voor haar gold.
Ze piekerde er niet over zich nog langer verborgen te houden. Zij en Stan waren alleen in het gebouw, zoals al honderden avonden eerder het geval was geweest. Ze piekerde er niet over een kinderachtig kat-en-muis-spelletje met hem te spelen. Als ze in het offensief ging en hem opzocht, kon ze hem ongetwijfeld net zo lang aan de praat houden tot er hulp kwam.
De kamer van de technici was leeg, evenals de herentoiletten en het keukentje. Alle kantoren, inclusief die van haar, waren verlaten. Langzaam liep ze naar de achterkant van het gebouw, waar een grote opslagruimte was. De deur ervan was dicht.
De metalen kruk voelde koud aan toen ze hem beetpakte en de deur opende. De muffe geur van oude, niet meer gebruikte spullen kwam haar tegemoet. Het vertrek was aardedonker, nog donkerder dan de rest van het gebouw. De open deur wierp een beetje licht op de betonnen vloer.
Paris aarzelde op de drempel. Toen haar ogen zich aan het pikkedonker hadden aangepast, zag ze de manshoge, diepe kast waarin de schoonmaakspullen van Lancy alias Marvin werden bewaard. De deur van de kast stond op een kier. Paris luisterde aandachtig. Ze was er zeker van dat ze iemand in de kast hoorde ademhalen.
'Stan, dit is dwaasheid. Kom eruit. Hou op met dit idiote gedoe, voordat iemand anders, jijzelf inbegrepen, gewond raakt.'
Ze verzamelde al haar moed en ging de opslagruimte binnen. 'Ik weet dat je een wapen hebt, maar ik geloof niet dat je me zult neerschieten. Als je me had willen doden, had je dat op elke willekeurige avond kunnen doen.'
Was de ademhaling in de kast gejaagder gaan klinken? Of verbeeldde ze zich dat maar? Of hoorde ze de echo van haar eigen ademhaling?
'Ik weet dat je boos op me bent omdat ik je liefde heb afgewezen, maar tot vanavond wist ik niet dat je dat soort gevoelens voor me had. Laten we erover praten.'