Shauna zag weer water, maar deze keer was de vloeistof een oceaan, en Waynes herinneringen waren natte zandkorrels die aan elkaar kleefden, een half afgebouwd zandkasteel.
Ze zag een beeld van haarzelf in de hoogste toren, naast Waynes meest recente herinneringen. Ze zag zichzelf op de grond liggen terwijl hij een zwachtel op haar borst drukte. En daar: het magazijn waar ze nu vochten om controle. En dokter Carver? En een medische behandelkamer, een bed, rekken met medicijnflessen en injectienaalden. Mobiele telefoons.
Shauna zag elk zandkorreltje alsof de beelden die ze bevatten levensgroot waren, hoewel ze er een handvol van zou kunnen opscheppen. Ze bestudeerde de herinneringen, kneep erin en spreidde ze met haar duimen uit over haar vingertoppen, kijkend: een rit in Waynes truck midden in de nacht, een onderbreking op een benzinestation.
Daar: de man met de neus die ze gebroken had. En Miguel! Aan de voeten van de man. Aan Waynes voeten. Bewusteloos. Waar was hij heengegaan? Ze keek nog eens goed, luisterde.
Je blijft in leven zolang het nodig is om Shauna hier te krijgen. Daarna is het nog maar de vraag of we je kunnen gebruiken. Breng hem naar Carver. En breng hem daarna weg. Zorg dat je bereikbaar blijft tot ik je weer opbel.
Blijf bereikbaar.
Een snik ontsnapte aan Shauna’s keel en verbrak het contact met Wayne. Wayne hapte naar lucht. Hij had er doelbewust voor gekozen om niet te weten waar Miguel was heengegaan.
‘Jij monster!’ Ze sloeg hem in het gezicht. Hij scheen maar nauwelijks bij bewustzijn. ‘Wat is hun nummer? Waar is je telefoon?’ Ergens op de bodem van haar brein voelde ze zich wegglijden uit haar volle bewustzijn, dat plaatsmaakte voor de drugs die haar huid had geabsorbeerd. Nee, deze keer geen drugs. Dit was wanhoop in de zuiverste vorm.
Ze dacht dat zijn moeizame ademhaling als een lach klonk, een bespotting. Zijn adem op haar gezicht wakkerde haar innerlijke vuur aan.
Shauna dacht er niet meer bij na wat ze deed. Ze kon het niet accepteren dat ze deze hele weg had afgelegd en nog steeds zo ver van haar doel verwijderd was, dat Miguel zo ver buiten haar bereik was, misschien zelfs wel dood. Ze kon niet geloven dat slechts één man iedere steen van haar leven had gesloopt, iedere ziel die dat met haar gedeeld had – en waarvoor? Waarom? Omdat ze de waarheid liefhad?
Omdat Miguel de waarheid liefhad?
Ze pakte het haar achter zijn oren met beide handen beet en schreeuwde luid in zijn gezicht. Ze zag zijn geest in haar eigen geest, zag het stomme, kinderachtige zandkasteel, het dwaze en breekbare leven dat hij voor zichzelf gebouwd had. Ze begon te huilen en te schreeuwen, begon het omver te schoppen, waadde door grachten heen en trapte torens omver. Ze kreeg zand in haar ogen, onder haar nagels en in haar haren. Ze stampte op bruggen en binnenplaatsen, op muren en de slottoren. Het zand plakte aan haar lippen en schaafde haar huid onder haar kleren, plakte aan haar voetzolen.
Hoewel ze nog maar half klaar was met haar vandalisme, zakte ze van verdriet in elkaar. Verdriet en de last van deze kleverige, zware herinneringen. Ze kromp ineen, kon geen adem meer halen en ze voelde sterke handen op haar schouders.
Iemand trok haar overeind.
Van Wayne af.
Ze ademde weer.
Frank hield haar van achteren vast en ze haalde hijgend adem. Ze wankelde onder haar eigen gewicht en drukte haar vuisten tegen haar slapen. Wat had ze gedaan?
Had ze gevochten? Waarmee zou ze moeten leven? De omvang van haar diefstal had haar bedoelingen overstegen en niets tot stand gebracht. In al die gestolen beelden – die donkere, schandelijke, zelfvoldane beelden – zat niets wat haar vertelde waar Miguel was. En ze kon niet meer terug.
Haar hartslag klopte in haar oren, een voortdurend gehamer dat onder de ellende van dit andere leven voortijlde, deze klaagzang van ongelukkige keuzes en verloren kansen. Shauna had tien, misschien vijftien jaar weggenomen. Ze viel op haar handen en knieën en begon te jammeren. Frank trok haar mee naar de muur en zette haar er tegenaan.
‘Kom tot jezelf, Shauna.’
Ze kon het niet. Ze kon het gewoon niet.
Wayne lag onderaan de trap, met zijn ogen knipperend tegen het licht van de buitenlamp. Hij tilde zijn arm een paar centimeter van de grond en liet hem toen weer vallen. Hij hyperventileerde.
Shauna’s maag trok samen en ze zakte opzij. Ze voelde dat Frank naast haar stond en stak haar hand naar hem uit. Voor steun. Hij deinsde achteruit, buiten haar bereik.
‘Raak mij niet aan,’ waarschuwde hij. Hij haalde een hand door zijn haar en keek om zich heen alsof hij naar iemand zocht. ‘Van wat ik zojuist heb gezien, begrijp ik helemaal niets.’
39
De pijn van het grint onder haar handen verscherpte Shauna’s bewustzijn. Ze zat op haar handen en knieën onderaan de trap van het magazijn en staarde door gezwollen oogleden naar de grond. Het zout van haar tranen was op haar wangen opgedroogd.