Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(98)

By:Henning Mankell


Hij bleef bijna een uur in het café zitten, haalde nog eens nieuwe koffie en liet zijn gedachten gaan. Opeens merkte hij dat hij aan Rydberg zat te denken. Heel even kostte het hem moeite zich diens gezicht voor de geest te halen. Dat beangstigde hem. Als ik Rydberg verlies, dacht hij, dan verlies ik mijn enige echte vriend. Of hij nou dood is of niet.

Hij betaalde en vertrok. Buiten bij het café was een bord omvergewaaid. Er reden wel auto’s voorbij, maar hij zag geen mensen. Een echte novemberstorm, dacht hij bij het wegrijden. De winter blaast zijn deuren open.

Om vijf voor halfacht kwam hij aan bij de poort van het kasteel. Hij had zich voorgesteld dat Kurt Ström hem zou ontvangen, maar niemand liet zich zien. De donkere bunker leek verlaten. De poort gleed geruisloos open. Hij reed naar het kasteel. Sterke schijnwerpers verlichtten de gevel en het park. Het was net een verlicht theaterdecor. Een beeld van de werkelijkheid, niet de werkelijkheid zelf.

Hij stopte bij het bordes van het kasteel en zette de motor af. Toen hij uitstapte ging de kasteeldeur open. Halverwege het bordes struikelde hij even in de wind en verloor zijn aantekeningenblok. Het verdween in de storm. Hij schudde zijn hoofd en liep verder het bordes op. Een vrouw van een jaar of vijfentwintig met kort, bijna gemillimeterd haar wachtte hem op.

‘Was het belangrijk?’ vroeg ze.

Wallander herkende haar stem direct.

‘Het was maar een blocnote’, zei hij.

‘We zullen er natuurlijk mensen naar laten zoeken’, zei Jenny Lind.

Wallander keek naar haar zware oorbellen en de blauwe strengen in haar zwarte haar.

‘Er stond niets in’, zei hij.

Ze liet hem binnen en de deur ging zachtjes achter hem dicht.

‘U zei dat u iemand zou meebrengen?’

‘Dat kwam er niet van.’

Op hetzelfde moment ontdekte Wallander twee mannen die onbeweeglijk in de schaduw stonden naast de grote trap die naar de bovenverdiepingen van het kasteel voerde. Hij herinnerde zich de schaduwen van de eerste keer dat hij Farnholm had bezocht. Hij kon hun gezichten niet onderscheiden. Heel even twijfelde hij of ze wel levend waren of dat het twee oude harnassen waren.

‘Doctor Harderberg komt zo’, zei Jenny Lind. ‘U kunt in de bibliotheek op hem wachten.’

Ze bracht hem naar een deur links in het grote trappenhuis. Wallander hoorde hoe zijn stappen weerklonken tegen de stenen vloer. Toen hij zich afvroeg hoe het kon dat de vrouw voor hem zich zo geluidloos bewoog, ontdekte hij tot zijn verbazing dat ze blote voeten had.

‘Is dat niet koud?’ vroeg hij, terwijl hij in de richting van haar voeten knikte.

‘Er is hier vloerverwarming’, antwoordde ze onbewogen, terwijl ze hem de bibliotheek binnen liet gaan.

‘We zullen uw papieren die zijn weggewaaid opzoeken’, zei ze, waarna ze hem alleen liet en de deur sloot.

Wallander bevond zich in een grote ovale ruimte waarvan de muren voorzien waren van boekenplanken. In het midden stond een groepje leren fauteuils en een salontafel. Het licht was gedempt en anders dan in het grote trappenhuis was de vloer hier bedekt met oosterse kleden. Wallander stond doodstil te luisteren. Het verbaasde hem dat hij de storm buiten niet kon horen. Vervolgens besefte hij dat de kamer geluidsisolatie had. Hier was Gustaf Torstensson de laatste avond van zijn leven geweest. Hier had hij zijn werkgever en enkele andere, onbekende mannen ontmoet. Hiervandaan was hij vervolgens naar zijn auto gelopen om nooit in Ystad aan te komen.

Wallander keek in de kamer rond. Achter een pilaar ontdekte hij een groot aquarium waarin bijzondere vissen zich langzaam bewogen. Hij boog zich naar het glas toe om te zien of er goudzand op de bodem lag. Het zand glinsterde, maar of het goud was kon hij niet vaststellen. Hij liep verder de kamer rond. Ze houden me vast in de gaten, dacht hij. Ik zie geen camera’s, maar die zullen wel verborgen zitten tussen de boeken en hun lichtgevoeligheid is zo groot dat het gedempte licht hierbinnen ruim voldoende is. Hier zijn natuurlijk ook onzichtbare cassetterecorders. Ze hadden erop gerekend dat ik iemand bij me had. Ze hadden ons hier alleen willen laten om te horen wat we eventueel tegen elkaar zouden zeggen. Ik moet misschien de mogelijkheid dat ze mijn gedachten kunnen lezen ook niet over het hoofd zien.

Wallander had Harderberg niet horen binnenkomen, maar toch wist hij plotseling dat hij zich niet langer alleen in de kamer bevond. Toen hij zich omdraaide, zag hij naast een van de diepe leren fauteuils een man staan.

‘Hoofdinspecteur Wallander’, zei de man met een glimlach. Naderhand zou Wallander bedenken dat die glimlach het zongebruinde gezicht van de man geen moment had verlaten. Hij zou die glimlach ook nooit meer vergeten.

‘Alfred Harderberg’, zei Wallander. ‘Ik ben u zeer dankbaar dat u mij wilt ontvangen.’