‘Het kan snel gaan’, zei Wallander. ‘Eén seconde van onoplettendheid kan catastrofale gevolgen hebben.’
‘Het was die avond mistig’, zei Sten Torstensson. ‘Mijn vader reed nooit hard. Waarom zou hij het dan gedaan hebben toen het mistig was? Hij was er panisch voor dat hij hazen zou doodrijden.’
Wallander keek hem nadenkend aan.
‘Jij denkt ergens aan’, zei hij.
‘Martinson had de leiding over het onderzoek’, zei Sten Torstensson.
‘Hij doet zijn werk goed’, antwoordde Wallander. ‘Als hij zegt dat iets op een bepaalde manier gegaan is, is er geen reden om hem niet te geloven.’
Sten Torstensson keek hem ernstig aan.
‘Ik betwijfel niet dat Martinson een goede politieman is’, zei hij. ‘En ik betwijfel ook niet dat ze mijn vader dood aantroffen in zijn auto, die ondersteboven op een akker lag, total loss. Maar er is te veel dat niet klopt. Er moet iets gebeurd zijn.’
‘Wat dan?’
‘Iets anders.’
‘Maar wat dan bijvoorbeeld?’
‘Ik weet het niet.’
Wallander stond op om nog een kop koffie te halen.
Waarom zeg ik niet waar het op staat, dacht hij. Dat Martinson inventief en energiek is, maar soms ook slordig.
‘Ik heb het politierapport gelezen’, zei Sten Torstensson toen Wallander weer was gaan zitten. ‘Ik heb ermee in de hand gestaan op de plek waar mijn vader is gestorven. Ik heb het rapport van de lijkschouwing gelezen, ik heb met Martinson gepraat, ik heb nagedacht en ik heb opnieuw vragen gesteld. En nu ben ik hier.’
‘Wat kan ik doen?’ vroeg Wallander. ‘Jij als advocaat weet dat er in iedere gerechtelijke zaak en in ieder onderzoek gaten zitten die we nooit helemaal kunnen verklaren. Je vader zat alleen in de auto toen het gebeurde. Als ik jou goed begrijp, waren er geen getuigen. De enige die ons dus de complete uiteenzetting had kunnen geven van wat er is gebeurd, was je vader.’
‘Er is iets gebeurd’, zei Sten Torstensson weer. ‘Er klopt iets niet. Ik wil weten wat.’
‘Ik kan je niet helpen’, zei Wallander. ‘Ook al zou ik het willen.’
Het was alsof Sten Torstensson hem niet hoorde.
‘De sleutels’, zei hij. ‘Gewoon als voorbeeld. Die zaten niet in het contact. Ze lagen op de grond.’
‘Ze kunnen eruit zijn gedrukt’, wierp Wallander tegen. ‘Wanneer een auto in elkaar wordt geperst, kan er van alles gebeuren.’
‘Maar het contactslot was nog intact’, zei Sten Torstensson. ‘Geen van de sleutels was zelfs maar verbogen.’
‘Toch kan er een verklaring voor zijn’, zei Wallander.
‘Ik zou je nog meer voorbeelden kunnen geven’, vervolgde Sten Torstensson. ‘Ik weet dat er iets gebeurd is. Mijn vader is overleden tijdens een auto-ongeluk dat geen auto-ongeluk was.’
Wallander dacht na voordat hij antwoord gaf.
‘Zou hij misschien zelfmoord hebben gepleegd?’
‘Aan die mogelijkheid heb ik gedacht,’ antwoordde Sten Torstensson, ‘maar dat houd ik voor onmogelijk. Ik kende mijn vader.’
‘De meeste zelfmoorden komen onverwacht’, zei Wallander. ‘Maar jij weet natuurlijk zelf het beste wat je wilt geloven.’
‘Er is nog een reden waarom ik het auto-ongeluk niet kan accepteren’, zei Sten Torstensson.
Wallander keek hem nauwlettend aan.
‘Mijn vader was een vrolijke, extroverte man’, zei Sten Torstensson. ‘Als ik hem niet zo goed gekend had, dan zou ik de verandering misschien niet gemerkt hebben, een kleine, nauwelijks zichtbare, maar toch absoluut zekere verandering van gemoedsgesteldheid die hij het laatste halfjaar doormaakte.’
‘Kun je dat nauwkeuriger omschrijven?’ vroeg Wallander.
Sten Torstensson schudde zijn hoofd.
‘Eigenlijk niet’, antwoordde hij. ‘Het was meer een gevoel dat ik had. Dat hij uit zijn doen was over iets. Iets waarvan hij absoluut niet wilde dat ik het merkte.’
‘Heb je er nooit met hem over gesproken?’
‘Nooit.’
Wallander schoof zijn lege koffiekopje weg.
‘Hoe graag ik het ook zou willen, ik kan je niet helpen’, zei hij. ‘Als vriend kan ik naar je luisteren, maar als rechercheur besta ik gewoon niet meer. Ik voel me niet eens gevleid dat je dat hele eind hierheen bent gekomen om met mij te praten. Ik voel me alleen bedrukt en moe en somber.’
Sten Torstensson deed zijn mond open om iets te zeggen, maar bedacht zich en hield zich in. Ze stonden op om het café te verlaten.
‘Dat moet ik natuurlijk respecteren’, zei Sten Torstensson ten slotte, toen ze buiten stonden. Wallander liep met hem mee naar de auto en haalde zijn fiets eruit.
‘We leren nooit omgaan met de dood’, zei Wallander, in een onhandige poging zijn begrip uit te drukken.