De man was groot en breedgeschouderd. Het schoot door Wallanders hoofd dat hij zich accountants altijd als klein en tenger had voorgesteld. De man die nu voor hem stond zou een bokser hebben kunnen zijn. Hij was bovendien volledig kaal en bekeek Wallander wantrouwend.
‘Ik ben Kurt Wallander, rechercheur in Ystad’, zei hij, terwijl hij zijn hand uitstak. ‘U bent waarschijnlijk Thomas Rundstedt, hoofd van de rekenkamer van de Provinciale Staten van Malmöhus?’
De man knikte kort.
‘Waar gaat het over?’ vroeg hij. ‘We hebben uitdrukkelijk gezegd dat we niet gestoord willen worden. De financiën van de provincie zijn niet iets om lichtvaardig mee om te springen. Niet in deze tijd.’
‘Zeker niet’, antwoordde Wallander. ‘Ik zal u niet lang ophouden. Als ik de naam Lars Borman noem, wat zegt u dan?’
Thomas Rundstedt trok verbaasd zijn wenkbrauwen op.
‘Dat was voor mijn tijd’, antwoordde hij. ‘Lars Borman was accountant bij de provincie. Maar nu is hij dood. Ik werk pas zes maanden bij de provincie.’
Verdomme, dacht Wallander. Ik ben voor niks naar Höör gereden.
‘Is er nog iets?’ vroeg Thomas Rundstedt.
‘Wie bent u opgevolgd?’ vroeg Wallander.
‘Martin Oscarsson’, antwoordde Rundstedt. ‘Hij is met pensioen gegaan.’
‘Hij was dus de baas van Lars Borman?’
‘Ja.’
‘Waar kan ik hem vinden?’
‘Hij woont in Limhamn. In een mooi huis aan de Sont. Het adres is Möllevägen, maar ik kan me het huisnummer niet herinneren. Ik neem aan dat hij in het telefoonboek staat.’
‘Dan heb ik verder niets meer’, zei Wallander. ‘Mijn verontschuldigingen dat ik u gestoord heb. Weet u trouwens hoe Lars Borman is overleden?’
‘Het schijnt zelfmoord te zijn geweest’, zei Thomas Rundstedt.
‘Succes met de begroting’, zei Wallander. ‘Gaat de belasting omhoog?’
‘Wie dat wist’, antwoordde Thomas Rundstedt en hij ging weer terug naar zijn werk.
Wallander knikte tegen de receptionist en keerde terug naar zijn auto. Hij belde Inlichtingen en kreeg het adres van Martin Oscarsson, Möllevägen 32.
Vlak voor twaalven was hij daar.
Het huis was een stenen villa van rond de eeuwwisseling. Het jaartal 1912 stond gegraveerd boven de grote toegangspoort. Hij liep het hek door en belde aan. De deur werd geopend door een oudere man in een trainingspak. Wallander legde uit wie hij was, liet zijn legitimatie zien en werd binnengelaten. In tegenstelling tot de donkere gevel van de stenen villa waren er in de ruimte waar hij nu binnenstapte lichte meubels, pastelkleurige gordijnen en grote, open oppervlaktes. Ergens op de achtergrond hoorde hij een grammofoon. Wallander meende de stem van variétéartiest Ernst Rolf te herkennen. Martin Oscarsson nodigde hem de woonkamer binnen en vroeg ook of hij koffie wilde. Dat sloeg Wallander af.
‘Ik ben hier gekomen om met u te praten over Lars Borman’, zei hij. ‘Ik heb uw naam van Thomas Rundstedt gekregen. Een jaar geleden, vlak voordat u met pensioen ging, is Borman overleden. De officiële verklaring is dat hij zelfmoord pleegde.’
‘Waarom wilt u over Lars Borman praten?’ vroeg Martin Oscarsson, en Wallander merkte dat hij meteen gereserveerd deed.
‘Zijn naam dook op bij een onderzoek waar we mee bezig zijn’, antwoordde Wallander.
‘Wat voor soort onderzoek?’
Wallander dacht dat hij maar beter de waarheid kon zeggen.
‘U hebt misschien in de kranten gezien dat een paar dagen geleden een advocaat in Ystad op brute wijze is vermoord’, zei hij. ‘In verband met dat onderzoek moet ik een paar vragen over Lars Borman stellen.’
Martin Oscarsson bleef hem lang aankijken voordat hij wat zei.
‘Hoewel ik een oude man ben, moe maar misschien nog niet helemaal gebroken, moet ik toegeven dat ik nieuwsgierig ben. Ik zal antwoord geven op uw vragen als ik dat kan.’
‘Lars Borman werkte als accountant bij de provincie’, zei Wallander. ‘Wat had hij eigenlijk voor taken? En hoelang heeft hij bij de provincie gewerkt?’
‘Een accountant is een accountant’, antwoordde Martin Oscarsson. ‘Wat hij doet ligt al in zijn naam besloten. Hij controleert de boekhouding, in dit geval die van de provincie. Hij controleert of alles wel volgens de voorschriften gaat, of uitgavenposten die door het provinciaal bestuur zijn vastgesteld niet overschreden worden. Maar hij controleert ook of de mensen echt krijgen wat ze aan salaris moeten hebben. Nu moet je in je achterhoofd houden dat een provincie net een heel groot bedrijf is, bijna een industrieel imperium dat uit kleinere keizerrijkjes bestaat. De voornaamste taak van de provincie is de gezondheidszorg. Maar daarnaast zijn er nog veel andere takken van activiteit. Onderwijs, cultuur en nog veel meer. Lars Borman was natuurlijk niet onze enige accountant. Hij is begin jaren tachtig van de Vereniging van Zweedse gemeentes naar de provincie gekomen.’