Toen Wallander zweeg was er niemand die iets zei. Hij bedacht dat hij net zo goed verder kon gaan. Hij zou hun het hele plaatje geven, alles wat hij in de loop van de nacht daarbuiten op de weg gedacht had, met de brandende auto voor zijn ogen.
Nogmaals dacht hij aan die vreemde ervaring dat hij zich in een vacuüm bevonden had waar de windstoten plotseling afwezig waren geweest.
Het moment van een pijnlijke stilte. Maar ook het moment van scherpzinnigheid.
Hij zette zorgvuldig zijn gedachten uiteen, en merkte meteen dat zijn conclusies weerklank vonden. Hij wist dat zijn collega’s mensen met grote politiële kennis waren. Ze wisten het onderscheid te maken tussen pretentieuze theorieën en datgene wat een fantastisch, maar toch volledig denkbaar verloop van de gebeurtenissen was.
‘Ik zie drie aanvalspunten’, eindigde Wallander. ‘Concentratie op Gustaf Torstensson en diens cliënten. We moeten diep en snel graven in wat hij de laatste vijf jaar, sinds hij zich uitsluitend met financieel advies en dergelijke bezighield, om handen had. Maar om tijd te sparen beginnen we allereerst met de drie laatste jaren, waarin hij volgens mevrouw Dunér begon te veranderen. Ik wil ook dat iemand met de Aziatische vrouw gaat praten die schoonmaakt op het advocatenkantoor. Mevrouw Dunér heeft haar adres. Misschien dat ze iets gehoord of gezien heeft.’
‘Spreekt ze Zweeds?’ vroeg Svedberg.
‘Als ze dat niet doet, moeten we een tolk zoeken’, antwoordde Wallander.
‘Ik zal met haar praten’, zei Ann-Britt Höglund.
Wallander nam een slok van zijn koude koffie en vervolgde: ‘De tweede frontlinie die we optrekken is Lars Borman. Ik heb het vermoeden dat hij ons, ook al is hij dood, verder kan helpen.’
‘Daar hebben we de hulp van de collega’s in Malmö bij nodig’, viel Björk hem in de rede. ‘Klagshamn valt in hun gebied.’
‘Liever niet’, zei Wallander. ‘Ik dacht dat het sneller zou gaan als we het zelf regelden. Zoals je zelf zo vaak aangeeft, komen er vaak administratieve problemen van wanneer politiemensen uit verschillende districten elkaar moeten helpen.’
Terwijl Björk nadacht over wat hij zou antwoorden, maakte Wallander van de gelegenheid gebruik om zijn verhaal te beëindigen.
‘Het derde spoor is natuurlijk dat we moeten uitzoeken wie ons volgt. Misschien moet ik vragen of er onder jullie ook mensen zijn die auto’s achter zich aan hebben gehad?’
Martinson en Svedberg schudden hun hoofd.
‘Er is alle reden om waakzaam te zijn’, zei Wallander. ‘Ik kan me immers vergissen; ze maken zich misschien niet alleen zorgen over mij.’
‘Mevrouw Dunér wordt bewaakt’, zei Martinson. ‘Voorzover ik het begrijp, heb jij ook bewaking nodig.’
‘Nee’, zei Wallander. ‘Dat hoeft niet.’
‘Daar ben ik het niet mee eens’, zei Björk op resolute toon. ‘Om te beginnen moet je niet alleen op pad gaan. En verder moet je een wapen dragen.’
‘Nooit’, zei Wallander.
‘Het gebeurt wel’, zei Björk.
Wallander nam niet de moeite verder te argumenteren. Hij wist toch wel wat hij zou doen.
Ze verdeelden de taken. Martinson en Ann-Britt Höglund zouden naar het advocatenkantoor gaan en al het cliëntenmateriaal beginnen door te nemen dat met Gustaf Torstenssons laatste jaar te maken had. Svedberg zou een grondig onderzoek doen naar de auto of auto’s die hen de vorige avond naar Helsingborg was of waren gevolgd. Wallander zou zich bekommeren om de dode Lars Borman.
‘Ik heb al een paar dagen het gevoel dat er iets is waar haast bij is’, zei Wallander. ‘Ik weet niet waarom, maar laten we toch maar opschieten.’
Het rechercheteam brak op. Ze gingen ieder huns weegs. Wallander voelde de doelgerichtheid om zich heen en zag dat Ann-Britt Höglund er goed in slaagde haar vermoeidheid te bestrijden.
Wallander haalde koffie en liep naar zijn kamer om te bepalen hoe hij verder zou gaan. Nyberg stak zijn hoofd om de deur en zei dat hij juist op weg was naar het autowrak bij Svedala.
‘Ik neem aan dat je wilt dat ik kijk of er ook overeenkomsten zijn met wat er in de tuin van mevrouw Dunér is ontploft’, zei hij.
‘Ja’, zei Wallander.
‘Dat zal wel moeilijk worden,’ zei Nyberg, ‘maar ik zal het proberen.’
Nyberg verdween en Wallander belde naar Ebba bij de receptie.
‘Nou, het is wel te merken dat jij terug bent’, zei ze. ‘Het is toch vreselijk wat er gebeurt.’
‘We hebben het er levend van afgebracht’, zei Wallander. ‘Dat is het belangrijkste.’
Snel veranderde hij van gespreksonderwerp en vertelde waarvoor hij belde.
‘Ik wil dat je een auto voor me regelt’, zei hij. ‘Ik moet zo dadelijk naar Malmö. En zou je ook naar kasteel Farnholm willen bellen om te vragen of ze een overzicht van het zakenimperium van Alfred Harderberg hierheen willen sturen. Ik had een map, maar die lag vannacht in mijn auto en is verbrand.’