‘Stap uit’, zei Wallander.
‘Waarom?’
‘Doe wat ik zeg’, snauwde hij.
Ze trok de veiligheidsgordel los en was nog eerder uit de auto dan hij.
‘Ga aan de kant’, zei hij.
‘Wat is er?’ vroeg ze, terwijl ze naar de knipperende waarschuwingslichten stonden te kijken. Er stonden stevige rukwinden en het was koud.
‘Ik weet het niet’, zei Wallander. ‘Misschien niets. Ik maakte me ongerust over het feit dat niemand ons meer volgde.’
Hij hoefde zijn gedachtegang niet verder uit te leggen. Ze begreep hem meteen. Op dat moment besefte Wallander ook dat ze nu al een goede politieagent was. Ze was intelligent, ze wist hoe ze zich in onverwachte situaties moest opstellen. Maar hij voelde ook dat hij nu voor het eerst sinds lange tijd iemand had om zijn angst mee te delen. Daar aan de kant van de weg, vlak voor de afslag naar Svedala, voelde hij dat de eindeloze tochten op het strand van Skagen eindelijk hun eindpunt hadden bereikt.
Wallander had de tegenwoordigheid van geest gehad om de autotelefoon mee te nemen. Hij begon het privé-nummer van Martinson in te toetsen.
‘Hij zal wel denken dat ik gek ben’, zei hij onder het wachten.
‘Wat denk je dat er zal gebeuren?’
‘Ik weet het niet, maar mensen die landmijnen in Zweedse tuinen begraven, zijn vast ook in staat iets met een auto te doen.’
‘Als het dezelfde personen zijn’, zei ze.
‘Ja’, antwoordde Wallander. ‘Als het dezelfde personen zijn.’
Martinson nam op. Wallander hoorde dat hij slaperig klonk.
‘Met Kurt’, zei hij. ‘Ik sta hier op de e65 even buiten Svedala. Ann-Britt is bij me. Ik wil dat je Nyberg belt en hem vraagt hierheen te komen.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik wil dat hij naar mijn auto kijkt.’
‘Als je autopech hebt, kun je toch wel een bergingsdienst bellen’, zei Martinson verbaasd.
‘Ik heb nu geen tijd om het uit te leggen’, zei Wallander, die merkte dat hij geïrriteerd raakte. ‘Doe wat ik zeg. Zeg tegen Nyberg dat hij materiaal mee moet nemen waarmee hij kan onderzoeken of ik rondrij met een autobom onder m’n voeten.’
‘Een autobom?’
‘Je hebt gehoord wat ik zei.’
Wallander beëindigde het gesprek en schudde zijn hoofd.
‘Hij heeft natuurlijk gelijk’, zei hij daarna. ‘Het klinkt natuurlijk krankzinnig dat we hier midden in de nacht op de e65 staan en denken dat er een bom in de auto ligt.’
‘Ligt die er?’
‘Ik weet het niet’, zei Wallander. ‘Ik hoop natuurlijk van niet, maar ik ben er niet zeker van.’
Er verstreek een uur voordat Nyberg ter plekke was. Wallander en Ann-Britt Höglund hadden het inmiddels door en door koud. Wallander had zich erop ingesteld dat Nyberg boos zou zijn geworden toen hij door Martinson uit zijn bed werd gejaagd met redenen die hem op zijn zachtst gezegd als twijfelachtig hadden moeten voorkomen. Maar tot zijn verbazing was Nyberg vriendelijk en erop voorbereid dat er iets ergs was gebeurd. Ondanks haar protesten stuurde Wallander Ann-Britt Höglund Nybergs auto in om zich te warmen.
‘Er ligt een thermoskan op de voorbank’, zei Nyberg. ‘Ik denk dat de koffie nog wel warm is.’
Daarna wendde hij zich tot Wallander. Die zag dat Nyberg zijn pyjamajasje onder zijn overjas aanhad.
‘Wat is er met je auto?’ vroeg hij.
‘Ik hoop dat jij daar een antwoord op kunt geven’, zei Wallander. ‘Er bestaat een grote kans dat er helemaal niets mee is.’
‘Waar moet ik naar zoeken?’
‘Dat weet ik niet. Ik kan je maar één clou geven. We hebben de auto ongeveer een halfuur zonder toezicht gelaten. Hij zat op slot.’
‘Heb je een alarm?’ onderbrak Nyberg hem.
‘Ik heb niks’, antwoordde Wallander. ‘Mijn auto is oud en slecht. Ik denk altijd dat niemand erin geïnteresseerd kan zijn ’m te stelen.’
‘Ga verder’, zei Nyberg.
‘Dertig minuten’, herhaalde Wallander. ‘Toen ik de auto startte gebeurde er dus niets; alles was normaal. Van Helsingborg hierheen zal het ongeveer honderd kilometer zijn. We zijn onderweg gestopt om koffie te drinken. Ik had onderweg naar Helsingborg de tank volgegooid. Er zal ongeveer drie uur verstreken zijn sinds de auto zonder toezicht stond.’
‘Eigenlijk zou ik er niet aan moeten komen’, zei Nyberg. ‘Als jij vermoedt dat hij de lucht in kan vliegen.’
‘Ik dacht dat dat gebeurde als je de motor startte’, zei Wallander.
‘Tegenwoordig kunnen explosies gestuurd worden zoals je maar wilt’, zei Nyberg. ‘Het kan van alles zijn; van ingebouwde, zelfcontrolerende vertragingsmechanismen tot radiogestuurde ontstekingssignalen die van ver weg worden gedirigeerd.’