Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(56)

By:Henning Mankell


‘Zou ik nu misschien een vraag mogen stellen?’ zei Bertil Forsdahl. ‘Waarom wil de politie dit over de dode Lars Borman weten?’

‘Een routinekwestie’, antwoordde Wallander. ‘Meer kan ik u helaas niet zeggen, maar er is geen sprake van dat hij verdacht wordt of werd van een misdrijf.’

‘Hij was een fatsoenlijk mens’, zei Bertil Forsdahl resoluut. ‘Hij vond dat je eenvoudig moest leven en correct moest handelen. We hebben in de loop der jaren heel wat afgepraat. Hij was altijd verontwaardigd wanneer we kwamen te spreken over het onfatsoen dat zich in de maatschappij verspreidde.’

‘Er is nooit een verklaring gekomen waarom hij zelfmoord heeft gepleegd?’ vroeg Wallander.

Zowel Bertil Forsdahl als zijn vrouw schudden hun hoofd.

‘Goed’, zei Wallander. ‘We zouden graag nog wat in het receptieboek van het laatste jaar willen kijken, als dat kan.’

‘Ze liggen in de kelder’, zei Bertil Forsdahl terwijl hij opstond.

‘Martinson belt misschien’, zei Ann-Britt Höglund. ‘Ik kan maar beter de telefoon uit de auto halen.’

Wallander gaf haar de sleutels en mevrouw Forsdahl liep met haar mee naar buiten. Daarna hoorde hij buiten op straat het portier dichtklappen zonder dat de hond van de buren aansloeg. Toen Ann-Britt terug was, gingen ze naar de kelder. In een ruimte die verbazingwekkend groot was voor een kelderkamer, stond een lange rij receptieboeken op een plank langs de muur. Het oude uithangbord van het hotel hing er ook, en een tableau waaraan zeventien kamersleutels hingen. Een museum, dacht Wallander, terwijl hij merkte dat hij ontroerd was. Hier houdt zich de herinnering schuil aan een lang, werkzaam leven. De herinnering aan een onbeduidend hotelletje dat uiteindelijk onvoldoende opbracht.

Bertil Forsdahl pakte het laatste receptieboek uit de rij en sloeg het op een tafel open. Hij bladerde tot hij de maand augustus 1992 vond, de 26ste, en wees naar een van de kolommen. Wallander en Ann-Britt Höglund bogen zich over het boek. Wallander herkende het handschrift meteen. Hij meende ook te zien dat de brief met dezelfde pen was geschreven als de pen die Lars Borman had gebruikt toen hij zijn naam in het receptieboek had geschreven. Hij was geboren op 12 oktober 1939 en noemde zich accountant bij Provinciale Staten. Ann-Britt Höglund noteerde het adres in Klagshamn: Mejramsvägen 23. Wallander kon zich die straatnaam niet herinneren. Het moest in een van de vele villawijken zijn die waren aangelegd nadat hij daar was vertrokken. Wallander bladerde terug tot de maand juni. Daar kwam hij Lars Bormans naam opnieuw tegen, op dezelfde dag dat de eerste brief gepost was.

‘Snap jij hier iets van?’ vroeg Ann-Britt Höglund met zachte stem.

‘Niet veel’, antwoordde Wallander.

Op dat moment zoemde de autotelefoon die Ann-Britt Höglund had meegenomen naar de kelder. Wallander knikte naar haar dat ze moest opnemen. Ze ging op een krukje zitten en begon op te schrijven wat Martinson zei. Wallander sloeg het receptieboek weer dicht en zag hoe Bertil Forsdahl het weer terug op zijn plaats zette. Toen het gesprek voorbij was, gingen ze weer naar boven. Op de trap vroeg Wallander wat Martinson gezegd had.

‘Het was de Audi’, zei ze. ‘We hebben het er straks wel over.’

Het was inmiddels kwart over elf. Wallander en Ann-Britt Höglund maakten zich op om weg te gaan.

‘Het spijt me dat we het zo laat hebben gemaakt,’ zei Wallander, ‘maar soms kan de politie niet wachten.’

‘Ik hoop dat we u een beetje hebben kunnen helpen’, antwoordde Bertil Forsdahl. ‘Ook al doet het pijn om aan die arme Lars Borman te worden herinnerd.’

‘Dat begrijp ik’, zei Wallander. ‘Mocht u nog iets te binnen schieten, dan wil ik dat u naar de politie in Ystad belt.’

‘Wat zou me te binnen moeten schieten?’ vroeg Bertil Forsdahl verbaasd.

‘Ik weet het niet’, zei Wallander terwijl hij zijn hand uitstrekte om afscheid te nemen.

Ze verlieten het huis en gingen in de auto zitten. Wallander deed het interieurlampje aan. Ann-Britt Höglund had haar notitieblok te voorschijn gehaald.

‘Ik had dus gelijk’, zei ze terwijl ze Wallander aankeek. ‘Het was de witte Audi. Het nummer klopte niet. Het is een gestolen nummerplaat. Hij had eigenlijk op een Nissan moeten zitten die nog niet verkocht is. Hij staat op naam van een autobedrijf in Malmö.’

‘En de andere auto’s?’

‘Alles klopte.’

Wallander startte de motor. Het was inmiddels halftwaalf. De wind was niet gaan liggen. Ze verlieten de stad. Er was weinig verkeer op de snelweg. Er reed geen auto op een van de rijstroken achter hen.

‘Ben je moe?’ vroeg Wallander.

‘Nee’, antwoordde ze.