‘15 september was een trieste dag’, zei zijn vrouw. ‘We hebben alle kamersleutels nog. We hadden zeventien kamers. Waar het pand heeft gestaan, is nu een parkeerplaats. En de linde is weg. Hij stierf aan verrotting. Of misschien dat bomen kunnen sterven van verdriet.’
De hond buiten op straat bleef blaffen. Wallander dacht aan de boom die er niet meer was.
‘Lars Borman’, zei hij toen. ‘Zegt die naam u iets?’
Het antwoord kwam als een volslagen verrassing.
‘De arme man’, zei Bertil Forsdahl.
‘Wat een akelige geschiedenis’, zei zijn vrouw. ‘Waarom begint de politie zich nu voor hem te interesseren?’
‘U weet dus wie het is’, zei Wallander. Hij zag dat Ann-Britt Höglund snel een blocnote uit haar handtas haalde.
‘Een aardige man’, zei Bertil Forsdahl. ‘Stil en rustig. Altijd vriendelijk en voorkomend. Zulke mensen kom je tegenwoordig bijna niet meer tegen.’
‘We zouden graag met hem in contact willen komen’, zei Wallander.
Bertil Forsdahl en zijn vrouw keken elkaar aan. Wallander kreeg opeens het gevoel dat ze zich niet op hun gemak voelden.
‘Lars Borman is dood’, zei Bertil Forsdahl. ‘Ik dacht dat u dat wel wist?’
Wallander bleef even zwijgen voordat hij verderging.
‘Wij weten niets van Lars Borman’, zei hij ten slotte. ‘Het enige wat we weten is dat hij vorig jaar twee brieven schreef en bij één gelegenheid gebruikmaakte van een envelop van uw hotel. We hadden met hem in contact willen komen. Nu weten we dat dat niet kan. We willen niettemin graag weten wat er gebeurd is. En wie hij was.’
‘Een regelmatige gast’, antwoordde Bertil Forsdahl. ‘Jarenlang kwam hij bijna elk kwartaal bij ons. Meestal bleef hij twee, drie dagen.’
‘Wat voor werk had hij? Waar kwam hij vandaan?’
‘Lars Borman werkte bij Provinciale Staten’, antwoordde mevrouw Forsdahl. ‘Hij had met financiën te maken.’
‘Hij was accountant’, verduidelijkte Bertil Forsdahl. ‘Een plichtsgetrouw en eerlijk ambtenaar bij de Provinciale Staten van Malmöhus.’
‘Hij woonde in Klagshamn’, zei zijn echtgenote. ‘Hij had vrouw en kinderen. Het was allemaal een afschuwelijke tragedie.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Wallander.
‘Hij pleegde zelfmoord’, antwoordde Bertil Forsdahl. Wallander merkte dat Bertil Forsdahl het pijnlijk vond om terug te denken aan wat er was gebeurd.
‘Als er iemand was van wie we nooit hadden verwacht dat hij zelfmoord zou plegen, dan was het Lars Borman wel’, vervolgde Bertil Forsdahl. ‘Maar hij droeg kennelijk een geheim met zich mee dat niemand van ons zich kon voorstellen.’
‘Wat is er gebeurd?’ herhaalde Wallander.
‘Hij was hier in Helsingborg geweest’, zei Bertil Forsdahl. ‘Dat was een paar weken voor we zouden sluiten. Overdag deed hij zijn werk en de avonden bracht hij op zijn kamer door. Hij las veel. De laatste ochtend betaalde hij de rekening en nam afscheid. Hij beloofde dat hij wat van zich zou laten horen ook al ging het hotel dicht. Daarna vertrok hij. Een paar weken later hoorden we wat er was gebeurd. Hij had zich in een bosje even buiten Klagshamn verhangen, een paar kilometer van zijn huis. Hij was op een vroege zondagochtend op de fiets van huis vertrokken. Hij liet niets achter, geen verklaring, geen brief, niet aan zijn vrouw noch aan zijn kinderen. Het was voor iedereen een schok.’
Wallander knikte langzaam. Hij was in Klagshamn opgegroeid. Hij vroeg zich af in welk bosje Lars Borman zijn leven beëindigd had. Misschien ergens waar hij zelf als kind had gespeeld?
‘Hoe oud was hij?’ vroeg Wallander.
‘Vijftig jaar was hij wel,’ antwoordde mevrouw Forsdahl, ‘maar niet veel ouder.’
‘Hij woonde in Klagshamn,’ zei Wallander, ‘en werkte als accountant bij Provinciale Staten. Het komt me een beetje vreemd voor dat hij in een hotel ging. Zo groot is de afstand tussen Malmö en Helsingborg toch niet?’
‘Hij hield niet van autorijden’, antwoordde Bertil Forsdahl. ‘Verder denk ik dat hij het prettig vond om hier te zijn. Hij kon zich ’s avonds in zijn kamer opsluiten om boeken te lezen. Wij lieten hem met rust. Dat waardeerde hij.’
‘U hebt zijn adres natuurlijk in het receptieboek’, zei Wallander.
‘We hebben gehoord dat zijn weduwe hun huis verkocht heeft en is verhuisd’, antwoordde mevrouw Forsdahl. ‘Ze kon er niet meer wonen na wat er was gebeurd. En de kinderen zijn volwassen.’
‘Weet u waar ze naartoe verhuisd is?’
‘Naar Spanje. Ik geloof naar Marbella.’
Wallander keek naar Ann-Britt Höglund die nauwkeurig aantekeningen zat te maken.