Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(48)

By:Henning Mankell


‘Ik zit op het advocatenkantoor’, zei hij. ‘We hebben iets gevonden wat misschien is wat we zoeken.’

‘Wat?’

‘Dreigbrieven.’

‘Aan wie van hen?’

‘Aan alledrie.’

‘Ook aan mevrouw Dunér?’

‘Ook aan haar.’

‘Ik kom eraan.’

Wallander gaf de hoorn terug aan Per Åkeson en stond meteen op.

‘Martinson heeft dreigbrieven gevonden’, zei hij. ‘Het lijkt erop dat je gelijk kunt hebben.’

‘Bel me hier of thuis zodra je meer weet’, zei Per Åkeson.

Wallander liep direct naar zijn auto zonder zijn jas op te halen die op zijn kantoor lag. Toen hij naar het advocatenkantoor reed, overschreed hij de snelheidslimiet. Sonja Lundin zat op haar plek toen hij door de buitendeur binnenkwam.

‘Waar zijn ze?’ vroeg hij.

Ze wees in de richting van de vergaderkamer. Wallander deed de deur open en realiseerde zich op dat moment dat hij vergeten was dat er ook mensen van de Orde van Advocaten aanwezig waren. Drie ernstige mannen, allemaal in de zestig, bekeken hem afkeurend toen hij de kamer binnentrad. Hij herinnerde zich het ongeschoren gezicht dat hem eerder die dag in de spiegel bij mevrouw Dunér had aangekeken en bedacht dat hij er niet echt representatief uitzag.

Martinson en Svedberg zaten aan tafel op hem te wachten.

‘Dit is hoofdinspecteur Wallander’, zei Svedberg.

‘Een landelijk bekende politieman’, antwoordde een van de mannen van de Orde van Advocaten stijfjes terwijl hij Wallander een hand gaf. Wallander gaf de twee anderen ook een hand en ging daarna zitten.

‘Vertel’, zei Wallander, terwijl hij Martinson aankeek. Maar het antwoord kwam van een van de drie mannen uit Stockholm.

‘Ik moet misschien eigenlijk beginnen met u op de hoogte te brengen van hoe de liquidatie van een advocatenkantoor in zijn werk gaat, hoofdinspecteur Wallander’, zei de man van wie Wallander meende dat zijn naam Wrede was.

‘Dat kan later’, onderbrak Wallander hem. ‘Laten we er geen doekjes om winden. Jullie hebben dus dreigbrieven gevonden?’

De man die Wrede heette keek Wallander afkeurend aan, maar zei niets meer. Martinson schoof een bruine envelop naar Wallander toe, terwijl Svedberg hem een paar plastic handschoenen gaf.

‘Ze lagen helemaal achter in een lade van een archiefkast’, zei Martinson. ‘Ze waren niet gerubriceerd of als binnengekomen post geregistreerd. Ze waren weggestopt.’

Wallander trok de handschoenen aan en maakte de grote bruine envelop open. Er zaten twee brieven op wit papier in. Hij probeerde de poststempels te ontcijferen, maar tevergeefs. Op de ene envelop zat een zwarte inktvlek, alsof daar tekst was doorgehaald. Wallander haalde de twee velletjes tekst eruit en legde die voor zich. De brieven waren met de hand geschreven en de teksten waren kort.

Het onrecht is niet vergeten; geen van u zal in zonde mogen sterven; jullie zult sterven, Gustaf Torstensson, uw zoon alsmede Dunér.

De andere brief was nog korter. Wallander zag dat het hetzelfde handschrift was.

Spoedig zal het onrecht bestraft worden.

De ene brief was gedateerd 19 juni 1992. De andere 26 augustus van hetzelfde jaar. De brieven waren ondertekend met de naam Lars Borman.

Wallander schoof de brieven voorzichtig weg en trok de handschoenen uit.

‘We hebben in het archief gezocht,’ zei Martinson, ‘maar Gustaf noch Sten Torstensson heeft een cliënt gehad met de naam Lars Borman.’

‘Dat is juist’, zei de man die Wrede heette.

‘Hij heeft het over een begaan onrecht’, zei Martinson. ‘En dat moet iets ernstigs zijn geweest. Anders kan hij nauwelijks genoeg reden hebben gehad om ze alledrie met de dood te bedreigen.’

‘Daar heb je vast gelijk in’, antwoordde Wallander afwezig.

Opnieuw had hij het gevoel dat er iets was wat hij zou moeten begrijpen, maar dat aan zijn bewustzijn ontsnapte.

‘Laat me eens zien waar jullie de envelop hebben gevonden’, zei hij terwijl hij opstond.

Svedberg bracht hem naar een grote archiefkast in de kamer waarin mevrouw Dunérs bureau stond. Svedberg wees naar een van de onderste lades. Wallander trok hem open. Hij zat vol hangmappen.

‘Haal Sonja Lundin’, zei hij.

Toen Svedberg samen met haar terugkwam, zag Wallander dat ze erg nerveus was. Zonder dat hij kon zeggen waarom, was hij er echter volledig van overtuigd dat zij niets te maken had met de mysterieuze gebeurtenissen op het advocatenkantoor.

‘Wie had de sleutel van deze archiefkast?’ vroeg hij.

‘Mevrouw Dunér’, antwoordde Sonja Lundin met een nauwelijks verstaanbare stem.

‘Wil je alsjeblieft wat harder praten’, zei Wallander.

‘Mevrouw Dunér’, antwoordde ze.