Is dat alles? dacht Wallander terwijl hij voelde dat hij teleurgesteld was.
‘Hoe heet ze?’ vroeg hij.
‘Kim Sung-Lee.’
‘Waar woont ze?’
‘Ik heb haar adres op kantoor.’
‘Wat kwam ze gisteren doen?’
‘Ze vroeg zich af of ze op kantoor kon blijven werken.’
Wallander knikte.
‘Ik wil graag haar adres hebben’, zei hij terwijl hij opstond.
‘Wat gaat er nu gebeuren?’ vroeg mevrouw Dunér.
‘U zult niet meer bang hoeven te zijn’, antwoordde Wallander. ‘Ik zal ervoor zorgen dat er een politieagent in de buurt is. Zo lang dat nodig is.’
Hij zei tegen Nyberg dat hij wegging en keerde daarna terug naar het politiebureau. Onderweg stopte hij bij Fridolfs Konditori om een paar broodjes te kopen. Hij sloot zich op in zijn kamer en bereidde zich voor op wat hij tegen Björk zou moeten zeggen, maar toen hij hem op zijn kamer opzocht was hij weg. Het gesprek zou moeten wachten.
Het was inmiddels één uur toen Wallander aanklopte bij Per Åkesons kantoor aan het andere eind van het lange, smalle politiegebouw. Iedere keer dat hij Åkesons kantoor binnenstapte, was hij weer verbaasd over de chaos die daar leek te heersen. Het bureau lag vol met stapels papier van een halve meter hoog, overal op de vloer en in de bezoekersstoelen lagen mappen rondgestrooid. Tegen een van de muren lagen een halter en een slordig opgerolde matras.
‘Ben je begonnen met trainen?’ vroeg Wallander.
‘Dat niet alleen’, antwoordde Åkeson tevreden. ‘Ik heb me bovendien de goede gewoonte aangewend om na de lunch een middagslaapje te houden. Ik ben net wakker.’
‘Slaap je hier op de grond?’ vroeg Wallander verbaasd.
‘Dertig minuten slaap’, zei Per Åkeson. ‘Daarna werk ik weer met nieuwe energie.’
‘Ik zou dat misschien ook eens moeten proberen’, zei Wallander weifelend.
Per Åkeson maakte plaats voor hem vrij in een van de stoelen door heel simpel een stapel mappen op de grond te duwen. Daarna ging hij zelf zitten en legde zijn voeten op zijn bureau.
‘Ik had de hoop op jou al bijna opgegeven’, zei hij met een glimlach. ‘Maar in mijn hart wist ik eigenlijk wel dat je terug zou komen.’
‘Het is een klotetijd geweest’, antwoordde Wallander.
Per Åkeson werd opeens serieus.
‘Ik kan me in feite niet voorstellen wat het betekent,’ zei hij, ‘iemand doden. Hoezeer het ook uit zelfverdediging is. Het moet de enige handeling zijn waarop je niet terug kunt komen. Ik denk dat ik niet genoeg fantasie heb om me iets anders dan de afgrond voor te stellen.’
Wallander knikte.
‘Je raakt het nooit kwijt,’ zei hij, ‘maar je kunt er misschien wel mee leren leven.’
Ze zwegen. Op de gang hoorden ze iemand klagen dat de koffieautomaat kapot was.
‘Wij zijn even oud, jij en ik’, zei Per Åkeson. ‘Een halfjaar geleden werd ik ’s ochtends wakker en ik dacht: o God! Was dit nou alles? Het leven! Niks anders? Ik moet bekennen dat ik in paniek raakte, maar nu, achteraf, moet ik ook toegeven dat het nuttig was. Ik heb iets gedaan wat ik al veel eerder had moeten doen.’
Uit een van de stapels paperassen trok hij een vel papier te voorschijn dat hij aan Wallander gaf. Die zag dat het een advertentie was waarin diverse instanties van de vn juridisch gekwalificeerde mensen zochten voor verschillende posten in het buitenland, onder andere voor diverse vluchtelingencentra in Afrika en Azië.
‘Ik heb gesolliciteerd’, zei Per Åkeson. ‘Daarna ben ik het allemaal vergeten, maar ruim een maand geleden kreeg ik opeens een oproep voor een gesprek in Kopenhagen. Er is een zekere kans dat ik een contract voor twee jaar aangeboden krijg in een groot kamp met Oegandese vluchtelingen die gerepatrieerd moeten worden.’
‘Grijp die kans’, zei Wallander. ‘Wat zegt je vrouw ervan?’
‘Ze weet er niets van’, antwoordde Per Åkeson. ‘Eerlijk gezegd weet ik niet wat er zal gebeuren.’
‘Je moet het vertellen’, zei Wallander.
Per Åkeson haalde zijn voeten van zijn bureau en borg een paar papieren weg die voor hem lagen. Wallander vertelde over de explosie in de tuin van mevrouw Dunér. Per Åkeson schudde wantrouwend zijn hoofd.
‘Dat kan toch niet’, zei hij.
‘Nyberg was vrij zeker van zijn zaak’, antwoordde Wallander. ‘En hij heeft meestal gelijk, zoals je weet.’
‘Wat denk jij over deze hele wirwar?’ vroeg Per Åkeson. ‘Ik heb met Björk gepraat. En ik ben het er natuurlijk mee eens dat jullie het onderzoek naar het auto-ongeluk van Gustaf Torstensson heropenen, maar hebben we werkelijk niets waar we van uit kunnen gaan?’