Toen Martinson samen met Ann-Britt Höglund bij mevrouw Dunérs huis aankwam, kostte het hem nog steeds moeite om te geloven dat er echt een mijn was geëxplodeerd. Maar Ann-Britt, die meer geloof had gehecht aan wat Wallander over de telefoon had verteld, had onderweg vanaf het politiebureau al een bericht voor Sven Nyberg, hun technische expert, achtergelaten. Hij kwam slechts een paar minuten later aan dan Martinson en Ann-Britt Höglund, die de krater in de tuin stonden te bekijken. Omdat ze er niet zeker van konden zijn dat er niet nog meer mijnen onder het gras verborgen lagen, bleven ze vlak bij de gevel. Op eigen initiatief ging Ann-Britt Höglund vervolgens in de keuken zitten om de nu wat gekalmeerde mevrouw Dunér uit te horen.
‘Wat gebeurt er toch allemaal?’ zei Martinson geschokt.
‘Vraag je mij dat?’ zei Wallander. ‘Ik kan je geen antwoord geven.’
Meer werd er niet gezegd. Ze bleven het gat in de grond nadenkend bekijken. Vlak daarna kwamen de mensen van het gerechtelijk laboratorium, aangevoerd door de vakkundige maar opvliegende Sven Nyberg. Toen hij Wallander in het oog kreeg, bleef hij opeens staan.
‘Wat doe jíj hier?’ vroeg hij. Wallander kreeg het gevoel dat hij een uiterst ongepaste daad had verricht door weer aan het werk te gaan.
‘Werken’, antwoordde hij, terwijl hij merkte dat hij in de verdediging ging.
‘Ik dacht dat je zou stoppen?’
‘Dat dacht ik ook, maar ik realiseerde me dat jullie je zonder mij niet zouden kunnen redden.’
Sven Nyberg deed zijn mond open om iets te zeggen, maar Wallander hief afwerend zijn hand op.
‘Ik ben niet zo belangrijk als dit gat in het gazon’, zei hij.
Het schoot hem te binnen dat Sven Nyberg had meegewerkt bij verschillende gelegenheden waaraan Zweden in vn-verband in het buitenland had deelgenomen.
‘Jij hebt op Cyprus en in het Midden-Oosten gezeten, dus jij moet kunnen zeggen of hier een mijn is geëxplodeerd’, zei Wallander. ‘Maar misschien kun je eerst vertellen of er hier nog meer liggen.’
‘Ik ben geen hond’, antwoordde Sven Nyberg, terwijl hij op zijn hurken tegen de gevel ging zitten. Wallander vertelde over het uitsteeksel dat hij met zijn vingers gevoeld had en hoe het telefoonboek vervolgens de explosie teweeg had gebracht. Sven Nyberg knikte.
‘Er zijn heel weinig explosieve stoffen of mengsels die ontploffen door een schok’, zei hij. ‘Behalve mijnen. Daar zijn ze voor. Mensen of auto ’s moeten de lucht in vliegen wanneer ze er hun voet of een wiel op zetten. Voor een boobytrap is een druk van een paar kilo al genoeg. Een kindervoetje of een telefoonboek. Een mijn voor een voertuig vraagt misschien een druk van honderd kilo.’
Hij stond op en keek Wallander en Martinson vragend aan.
‘Wie legt er nou een mijn in een tuin?’ zei hij. ‘Die persoon zouden jullie zo snel mogelijk moeten pakken.’
‘Je bent er zeker van dat het een mijn was?’ vroeg Wallander.
‘Ik ben nergens zeker van,’ antwoordde Nyberg, ‘maar ik zal hier iemand van de mijnopsporingsdienst van het leger laten komen. Tot die tijd zou hier eigenlijk niemand in de tuin moeten komen.’
Terwijl ze wachtten op de komst van de mijnopspoorder, pleegde Martinson een paar telefoontjes. Wallander ging op de bank zitten en probeerde te begrijpen wat er was gebeurd. Hij hoorde vanuit de keuken hoe Ann-Britt Höglund langzaam en geduldig vragen stelde aan mevrouw Dunér, die nog langzamer antwoordde.
Twee dode advocaten, dacht Wallander. Vervolgens plaatst iemand een mijn in de tuin van de secretaresse van het advocatenkantoor, natuurlijk met de bedoeling dat ze erop stapt en afgeslacht wordt. Ook al is alles nog heel onduidelijk en zweverig, toch mag je nu al wel een conclusie trekken. Ergens in de activiteiten van het advocatenkantoor moet de oplossing liggen. Het is nauwelijks nog waarschijnlijk dat zal blijken dat er een verklaring verborgen ligt in het gemeenschappelijke privé-leven van deze drie mensen.
Wallanders gedachten werden onderbroken doordat Martinson zijn telefoontjes beëindigde.
‘Björk vroeg zich af of ik wel goed bij mijn hoofd was’, zei hij met een vertrokken gezicht. ‘Ik moet toegeven dat ik heel even niet wist wat ik moest antwoorden. Hij is van mening dat het totaal uitgesloten is dat dit een mijn kan zijn geweest, maar hij wil dat iemand van ons zo snel mogelijk rapport uitbrengt.’
‘Wanneer we iets te melden hebben’, antwoordde Wallander. ‘Waar is Nyberg gebleven?’
‘Hij is naar het regiment gereden om zo snel mogelijk iemand van de mijnopsporingsdienst te pakken te krijgen’, antwoordde Martinson.
Wallander knikte en keek op de klok. Kwart over tien. Hij dacht aan zijn bezoek aan kasteel Farnholm, maar in wezen wist hij niet wat hij eigenlijk dacht. Martinson ging in de deuropening staan die naar de tuin voerde en bekeek het gat in het gazon.