Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(38)

By:Henning Mankell


‘Of ik een legitimatie heb die u erkent, weet ik niet,’ antwoordde Wallander, ‘maar bewaker Ström herkende mij.’

‘Dat weet ik’, antwoordde de vrouw.

Het was niet dezelfde vrouw die hij aan de telefoon had gehad toen hij vanuit het café had opgebeld. Hij liep het stenen bordes op, strekte zijn hand uit en stelde zich voor. Ze nam zijn hand niet aan, maar glimlachte alleen opnieuw haar afwezige glimlach. Hij liep achter haar aan naar binnen. Ze liepen door een groot trappenhuis. Op verscheidene stenen sokkels, discreet verlicht door onzichtbare schijnwerpers, stonden modernistische beeldhouwwerken. Op de achtergrond, naast de brede trap die naar de bovenverdieping van het kasteel voerde, ontwaarde hij in de schaduw twee mannen. Wallander ving niet meer dan een glimp van ze op; hij kon hun gezichten niet onderscheiden. De stilte en de schaduwen, dacht hij. De wereld van Alfred Harderberg, voorzover ik die nu ken. Hij volgde de vrouw door een deur links. Ze kwamen in een grote ovale kamer waar ook beeldhouwwerken prijkten, maar als een herinnering aan het feit dat ze zich in een kasteel bevonden met voorouders die tot ver in de Middeleeuwen teruggingen, waakten er ook een paar ridderuitrustingen over zijn aanwezigheid. Op het goed geboende eiken parket stonden midden in de kamer een bureau en een eenzame stoel voor bezoekers. Op het bureau lagen geen papieren; er stonden alleen een computer en een geavanceerde telefooncentrale die niet groter was dan een gewone telefoon. De vrouw verzocht hem te gaan zitten en tikte vervolgens een mededeling in de computer in. Van een onzichtbare printer die zich in het bureau bevond, scheurde ze daarna een uitdraai af die ze aan hem gaf.

‘Ik heb begrepen dat u een uitdraai wilde hebben van de controle aan de poort op de avond van 11 oktober’, zei de vrouw. ‘Hierop kunt u zien hoe laat meester Torstensson kwam en hoe laat hij Farnholm verliet.’

Wallander nam de uitdraai aan en legde die naast zich op de grond.

‘Dat is niet het enige waarvoor ik ben gekomen’, zei hij. ‘Ik heb ook een aantal vragen.’

‘Gaat uw gang.’

De vrouw was achter het bureau gaan zitten. Ze drukte een aantal knoppen van de telefooncentrale in. Wallander vermoedde dat ze eventuele gesprekken doorverbond naar een andere centrale die zich ergens in het grote kasteelgebouw moest bevinden.

‘Volgens de inlichtingen die ik heb, had Gustaf Torstensson Alfred Harderberg als cliënt’, zei Wallander. ‘Maar ik heb begrepen dat hij zich in het buitenland bevindt.’

‘Hij zit in Dubai’, antwoordde de vrouw.

Wallander fronste zijn voorhoofd.

‘Een uur geleden bevond hij zich nog in Genève’, zei hij.

‘Dat is helemaal juist’, antwoordde de vrouw onbewogen. ‘Maar vanochtend is hij naar Dubai vertrokken.’

Wallander haalde zijn blocnote en pen uit zijn jaszak te voorschijn.

‘Mag ik vragen hoe u heet en wat u doet?’ zei hij.

‘Ik ben een van de secretaresses van meneer Harderberg’, antwoordde ze. ‘Mijn naam is Anita Karlén.’

‘Heeft Alfred Harderberg veel secretaresses?’ vroeg Wallander.

‘Dat hangt ervan af hoe je rekent’, antwoordde Anita Karlén. ‘Is die vraag echt relevant?’

Wallander merkte dat hij opnieuw geïrriteerd begon te raken over de manier waarop hij behandeld werd. Hij bedacht dat hij zijn houding moest wijzigen, wilde het hele bezoek aan Farnholm geen verspilde tijd zijn.

‘Of die vraag relevant is of niet, bepaal ik’, zei hij. ‘Kasteel Farnholm is privé-bezit, en u hebt het recht het met zoveel en zulke hoge hekken te omheinen als u wilt. Zolang u een bouwvergunning hebt en niet op enigerlei wijze in strijd met wetten en verordeningen handelt. We kunnen ons namelijk niet aan het feit onttrekken dat Farnholm in Zweden ligt. U hebt verder het recht om hier binnen te laten wie u wilt. Met één uitzondering: de politie. Is dat duidelijk?’

‘We hebben u de toegang ook niet geweigerd, hoofdinspecteur Wallander’, antwoordde ze, nog steeds onbewogen.

‘Ik zal me nog duidelijker uitdrukken’, vervolgde Wallander, die merkte dat de onbewogenheid van de vrouw hem onzeker maakte. En misschien stoorde het hem ook dat ze opvallend mooi was.

Op dat moment, juist toen hij wilde verdergaan, ging op de achtergrond een deur open. Er kwam een vrouw binnen met een dienblad. Tot zijn verwondering zag Wallander dat ze zwart was. Zonder een woord te zeggen zette ze het blad op het bureau en verdween weer, net zo geruisloos als ze gekomen was.

‘Wilt u een kopje koffie, hoofdinspecteur Wallander?’

Hij zei ja. Ze schonk een kopje voor hem in en gaf het hem. Hij bekeek het porselein.

‘Laat me een vraag stellen die niet relevant is’, zei hij. ‘Wat gebeurt er als ik dit kopje op de grond laat vallen? Hoeveel ben ik u dan schuldig?’