Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(156)

By:Henning Mankell


Hij beëindigde het gesprek en vroeg zich af wat mevrouw Dunér zou willen. Hij kon geen bevredigend antwoord vinden.

Even na enen arriveerde Wallander op het politiebureau. Bij de receptie glinsterde de kerstboom en hij herinnerde zich dat hij nog steeds geen bloemen voor Ebba had gekocht. Op weg naar zijn kamer keek hij even binnen in de kantine om de mensen die daar zaten prettige kerstdagen te wensen. Hij klopte op de deur van de kamer van Ann-Britt Höglund, maar kreeg geen antwoord.

Mevrouw Dunér zat in zijn bezoekersstoel op hem te wachten. Hij zag dat de armleuning aan de linkerkant bijna losschoot. Ze stond op toen hij binnenkwam, ze gaven elkaar een hand en hij hing zijn jas op waarna hij ging zitten. Wallander vond dat ze er moe uitzag.

‘U wilde mij spreken’, zei hij vriendelijk.

‘Het was niet mijn bedoeling om u te storen’, zei ze. ‘Je vergeet zo gauw dat de politie altijd veel te doen heeft.’

‘Op dit moment heb ik tijd’, zei Wallander. ‘Wat wilt u?’

Uit een plastic tasje dat naast haar stoel stond, haalde ze een pakje dat ze hem over het bureau heen overhandigde.

‘Het is een cadeau’, zei ze. ‘U mag het nu openmaken of morgen.’

‘Waarom geeft u mij een cadeau?’ vroeg Wallander verwonderd.

‘Omdat ik nu weet wat er met de advocaten is gebeurd’, antwoordde ze. ‘Het is uw verdienste dat de daders gepakt zijn.’

Wallander schudde zijn hoofd en spreidde afwijzend zijn armen.

‘Dat klopt niet’, zei hij. ‘Het was teamwerk waar veel mensen bij betrokken waren. U hoeft mij niet te bedanken.’

Haar antwoord verraste hem.

‘Valse bescheidenheid siert u niet, meneer Wallander’, zei ze streng. ‘Iedereen weet dat het uw verdienste is.’

Omdat Wallander niet wist wat hij moest zeggen, begon hij het pak open te maken. Er zat een van de iconen in die hij in de kelder van Gustaf Torstensson had ontdekt.

‘Dit kan ik niet aannemen’, zei hij. ‘Als ik me niet vergis, hoort dit toe aan de verzameling van meester Torstensson.’

‘Nu niet meer’, antwoordde mevrouw Dunér. ‘Hij heeft zijn iconen aan mij nagelaten. En ik wil u graag vereren met een daarvan.’

‘Dit moet heel waardevol zijn’, zei Wallander. ‘Als politieman mag ik dat niet aannemen. Ik moet er althans eerst met mijn chef over praten.’

Opnieuw verraste ze hem.

‘Dat heb ik al gedaan’, zei ze. ‘Hij zei dat u het mocht aannemen.’

‘Hebt u met Björk gesproken’, zei Wallander vragend.

‘Dat leek me het beste’, zei ze.

Wallander bekeek de icoon. Hij deed hem denken aan Riga, aan Ledand. Maar vooral aan Baiba Liepa.

‘Hij is niet zo waardevol als u denkt’, zei ze. ‘Maar hij is mooi.’

‘Ja’, zei Wallander. ‘Hij is erg mooi. Maar ik verdien hem niet.’

‘Dit is niet het enige waarvoor ik ben gekomen’, zei mevrouw Dunér.

Wallander keek haar aan terwijl hij op het vervolg wachtte.

‘Ik kom u iets vragen, hoofdinspecteur’, zei ze. ‘Zijn er echt geen grenzen aan het kwaad dat mensen doen?’

‘Ik ben niet echt de aangewezen persoon om daar antwoord op te geven’, zei Wallander.

‘Wie moet er dan een antwoord op geven als de politie het niet doet?’

Wallander legde de icoon voorzichtig weg. Haar vraag had hij zelf kunnen stellen.

‘Ik neem aan dat u eraan denkt hoe iemand een ander kan doden om aan een orgaan te komen en dat te verkopen’, zei hij. ‘Ik weet niet wat ik daarop moet antwoorden. Het is voor mij net zo onbegrijpelijk als voor u.’

‘Waar gaat het naartoe met de wereld?’ zei ze. ‘Alfred Harderberg was toch iemand waar je tegen opkeek. Hoe kun je nou met de ene hand geld doneren voor hulpverlening en met de andere mensen ombrengen?’

‘We moeten proberen zo goed we kunnen weerstand te bieden’, zei Wallander. ‘Dat is het enige wat we kunnen doen.’

‘Hoe kun je nou weerstand bieden aan het onbegrijpelijke?’

‘Dat weet ik niet’, antwoordde Wallander. ‘Maar toch moeten we dat zien te doen.’

Hun korte gesprek verstomde. Ze deden er allebei lang het zwijgen toe. Op de gang was de vrolijke lach van Martinson te horen. Na een poosje stond ze op.

‘Ik zal u niet langer ophouden’, zei ze.

‘Het spijt me dat ik u geen beter antwoord heb kunnen geven’, zei Wallander, terwijl hij de deur voor haar openhield.

‘U bent tenminste eerlijk geweest’, zei ze.

Op hetzelfde moment herinnerde Wallander zich dat hij ook iets voor haar had. Hij liep terug naar zijn bureau, trok een van de lades open en pakte de ansichtkaart met een voorstelling van een Fins landschap.