18
Op donderdagochtend 23 december liep Kurt Wallander besluiteloos naar Österportstorget in Ystad om een kerstboom te kopen. Het was een dag met nevelig weer, het zou in 1993 in Skåne geen Kerstmis worden met sneeuw en een winterse sfeer. Hij zocht lang tussen de bomen, onzeker over wat hij nu eigenlijk wilde hebben, en koos ten slotte voor een boom die niet te groot was om op een tafeltje te kunnen staan. Nadat hij de boom naar zijn woning in Mariagatan had gedragen en tevergeefs had gezocht naar de klem waar de kerstboom in kon staan en die hij nog meende te hebben, maar waarvan hij zich realiseerde dat deze na de scheiding van Mona bij het verdelen van de spullen was verdwenen, ging hij in de keuken zitten om een lijst te maken van alles wat hij moest kopen voor de kerstdagen. Hij besefte dat hij de laatste jaren had geleefd in een omgeving die werd gekenmerkt door een voortdurend toenemende armoedigheid. In kasten en lades ontbrak bijna alles. De lijst vulde uiteindelijk een hele bladzijde van zijn blocnote. Toen hij het blad omdraaide om verder te gaan, zag hij opeens dat daar al iets geschreven stond. Een eenzame naam.
Sten Torstensson.
Hij herinnerde zich dat dat de eerste aantekening was geweest die hij had gemaakt, die ochtend in het begin van november, bijna twee maanden geleden, toen hij weer aan het werk was gegaan. Hij herinnerde zich dat hij aan tafel had gezeten en dat zijn aandacht opeens was getrokken door een overlijdensadvertentie in Ystads Allehanda. In twee maanden tijd was alles veranderd, dacht hij. Nu hij erop terugkeek was die ochtend in november al ver weg; die hoorde bij een andere tijd.
Alfred Harderberg en zijn twee schaduwen waren in hechtenis genomen. Na de kerstdagen zou Wallander doorgaan met het onderzoek, dat waarschijnlijk nog een hele tijd zou duren.
Hij vroeg zich afwezig af wat er nu met kasteel Farnholm zou gebeuren.
Hij bedacht ook dat hij Sten Widén moest bellen om te horen of Sofia zich had hersteld van wat ze had meegemaakt.
Plotseling stond hij van tafel op om naar de badkamer te lopen en in de spiegel te kijken. Toen hij zijn gezicht bestudeerde, besefte hij dat hij vermagerd was. Maar hij was ook ouder geworden. Niemand hoefde er nog aan te twijfelen dat hij over enkele jaren vijftig zou worden. Hij sperde zijn mond open en bekeek somber zijn gebit. Moedeloos of geïrriteerd – hij kon niet vaststellen wat hij nou eigenlijk voelde – besloot hij direct na de jaarwisseling een bezoek aan de tandarts te brengen. Vervolgens keerde hij terug naar zijn lijst in de keuken, streepte de naam van Sten Torstensson door en noteerde dat hij een nieuwe tandenborstel moest kopen.
Het kostte hem vervolgens drie uur, in de gestaag neervallende regen, om alles wat er op de lijst stond in te kopen. Toen had hij inmiddels twee keer opnieuw geld bij verschillende bankautomaten uit de muur moeten halen en zich erover opgewonden dat alles wat hij moest hebben zo duur was. Toen hij ten slotte tegen enen al zijn tassen naar huis had gesleept en aan de keukentafel zat om zijn lijst voor de laatste keer te controleren, drong tot hem door dat hij ondanks alles was vergeten een voet voor de kerstboom te kopen.
Op dat moment ging de telefoon. Omdat hij tijdens de kerstdagen vrij zou zijn, rekende hij er niet op dat er iemand van het politiebureau zou bellen, maar toen hij opnam hoorde hij de stem van Ann-Britt Höglund.
‘Ik weet dat je vrij hebt’, zei ze. ‘Ik zou je ook niet hebben gebeld als het niet belangrijk was.’
‘Toen ik jaren geleden als politieman begon, heb ik moeten leren dat politiemensen nooit vrij zijn’, zei hij. ‘Hoe kijken ze daar tegenwoordig op de politieschool tegenaan?’
‘Professor Persson heeft het er een keer over gehad’, zei ze. ‘Maar ik kan me eerlijk gezegd niet herinneren wat hij zei.’
‘Waar bel je voor?’
‘Ik bel vanuit de kamer van Svedberg’, zei ze. ‘Ik heb mevrouw Dunér hier nu bij me zitten. Ze wil je heel graag spreken.’
‘Waarover dan?’
‘Dat heeft ze niet gezegd. Ze wil alleen met jou praten.’
Wallander nam meteen een beslissing.
‘Zeg maar tegen haar dat ik eraan kom’, zei hij. ‘Ze kan wel in mijn kamer wachten.’
‘Verder is het hier rustig’, zei Ann-Britt Höglund. ‘Alleen Martinson en ik zijn er. De verkeerspolitie maakt zich op voor de kerstdagen. Dit jaar moeten de mensen uit Skåne in het pijpje blazen.’
‘Dat is goed’, zei hij. ‘Rijden onder invloed neemt toe. Daar moet tegen worden opgetreden.’
‘Soms klink je net als Björk’, zei ze lachend.
‘Dat kan ik me niet voorstellen’, antwoordde hij verschrikt.
‘Kun jij een vorm van criminaliteit noemen die afneemt?’ vroeg ze.
Hij dacht na.
‘De diefstal van zwartwittelevisies’, zei hij ten slotte. ‘Maar verder eigenlijk niks.’