Home>>read Kurt Wallander 04 free online

Kurt Wallander 04(154)

By:Henning Mankell


‘Wallander, Ystads politie’, riep hij. ‘Er moet een vliegtuig worden tegengehouden. De Gulfstream van Alfred Harderberg. Er is verdomd veel haast bij!’

‘Niet schieten’, zei de politieman die verlamd was van schrik.

‘Maar verdomme!’ schreeuwde Wallander. ‘Ik ben toch zelf politieman. Hoor je niet wat ik zeg?’

‘Niet schieten’, zei de agent weer.

Vervolgens viel hij flauw.

Wallander keek ongelovig naar de man die aan zijn voeten lag. Daarna begon hij met zijn vuisten op de deur te slaan. Ann-Britt Höglund was er nu ook.

‘Laat mij het eens proberen’, zei ze.

Wallander keek in het rond, alsof hij verwachtte dat hij ieder moment Alfred Harderberg zou zien. Toen rende hij naar de grote ramen die uitkeken op de startbaan.

Alfred Harderberg bevond zich op het trapje en wilde net het vliegtuig binnengaan. Hij bukte zich, nam de laatste trede en was verdwenen. De deur begon meteen dicht te glijden.

‘We halen het niet!’ schreeuwde Wallander tegen Ann-Britt Höglund.

Hij stormde het luchthavengebouw weer uit. Zij liep de hele tijd met hem mee. Hij ontdekte een auto van de luchthaven die bezig was door het hek naar binnen te rijden. Met inspanning van zijn laatste krachten wist hij het hek te bereiken en erdoorheen te komen voordat het weer dicht gleed. Hij bonsde op de kofferbak en riep dat de auto moest stoppen, maar de man achter het stuur trapte verschrikt het gaspedaal verder in en ging ervandoor. Ann-Britt Höglund bevond zich nog buiten het hek. Ze had er niet op tijd doorheen kunnen komen. Wallander spreidde in een gebaar van berusting zijn armen en draaide zich om. De Gulfstream was al op weg naar de startbaan. Hij had nog maar honderd meter te gaan totdat hij een draai zou maken en, zodra de piloten het vertreksein hadden gekregen, zou opstijgen.

Naast Wallander stond een wagentje voor de aan- en afvoer van bagage. Hij had geen keus meer. Hij klom in de cabine, wist de motor aan de praat te krijgen en begon naar de startbaan te rijden. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij dat een lange sliert van wiebelende bagagewagens hem volgde. Hij had niet gezien dat er een hele rij aan het wagentje hing. Nu was het te laat om te stoppen. De Gulfstream was bezig met het innemen van zijn startpositie. Toen Wallander de kortere weg nam over het gras tussen de parkeerplaats en de startbaan, begonnen de bagagewagens achter hem om te slaan.

Ten slotte bereikte hij de lange startbaan waarop de zwarte remsporen van de vliegtuigen eruitzagen als brede scheuren in het asfalt. Hij reed recht op de Gulfstream af die met de neus in zijn richting stond. Toen hij nog ongeveer tweehonderd meter te gaan had, zag hij dat het vliegtuig zich in beweging begon te zetten. Hij wist toen echter dat hij het had gered. Voordat het vliegtuig voldoende snelheid zou hebben om te kunnen opstijgen, zouden de piloten moeten stoppen om niet met de wagen in botsing te komen.

Wallander begon te remmen. Maar er was iets gebeurd met de wagen. Hij trok en worstelde en trapte, maar zonder iets te kunnen uitrichten. De snelheid was niet hoog, maar toch voldoende om het neuswiel van de Gulfstream te breken wanneer de wagen het vliegtuig zou rammen. Wallander wierp zich uit de wagen, terwijl de bagagewagens losraakten en tegen elkaar op botsten.

De piloten hadden de motoren uitgezet om geen brandcatastrofe te riskeren. Wallander, die een klap van een van de bagagewagens tegen zijn hoofd had gekregen, stond versuft op. Omdat het bloed in zijn ogen stroomde, zag hij alles wazig. Maar om de een of andere vreemde reden had hij het pistool nog steeds in zijn hand.

Toen de deur van het vliegtuig openging en de trap naar beneden, hoorde hij van achteren een armada van sirenes naderen.

Wallander wachtte.

Toen stapte Alfred Harderberg uit het vliegtuig op het asfalt.

Wallander bedacht dat er iets was veranderd. Daarna realiseerde hij zich wat dat was.

De glimlach was verdwenen.

Ann-Britt Höglund sprong uit de eerste van de politiewagens die het vliegtuig bereikten. Wallander was net bezig om met zijn kapotte overhemd het bloed uit zijn ogen te vegen.

‘Ben je gewond?’ vroeg ze.

Wallander schudde zijn hoofd. Hij had zich op zijn tong gebeten en had moeite met praten.

‘Het is denk ik het beste dat je Björk opbelt’, zei ze.

Wallander keek haar lang aan.

‘Nee’, zei hij. ‘Dat mag jij doen. En voor Alfred Harderberg zorgen.’

Toen liep hij weg. Ze haastte zich om hem in te halen.

‘Waar ga je naartoe?’ vroeg ze.

‘Naar huis en naar bed’, zei Wallander eenvoudig. ‘Ik ben gewoon ontzettend moe. En verdrietig. Ook al is het goed afgelopen.’

Iets in zijn stem maakte dat ze niets meer zei.

Wallander liep weg.

Om de een of andere vreemde reden was er niemand die hem probeerde tegen te houden.